geldzaken 2
1 / 29
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe kom je aan geld?
Slide 2 - Woordweb
Wat is inkomen?
Slide 3 - Woordweb
Welk loon krijg je op je bankrekening gestort?
A
brutoloon
B
nettoloon
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een uitkering?
A
geld dat je van je werkgever krijgt
B
geld dat je van de overheid krijgt
C
geld dat je moet betalen aan de overheid
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Jamies brutoloon is € 945,66.
De loonheffing is € 201,46.
Jamies nettoloon is:
De loonheffing is € 201,46.
Jamies nettoloon is:
A
€ 744,20
B
€ 945,66
C
€ 1.147,12
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
incidentele uitgave
Slide 11 - Woordweb
De reparatie aan je horloge is een:
A
dagelijkse uitgave
B
incidentele last
C
vaste last
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Je energiekosten zijn € 64,70 per maand.
Hoeveel heb je na een jaar betaald?
Hoeveel heb je na een jaar betaald?
A
€ 647,00
B
€ 776,40
C
€ 3.364,40
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
De hondenbelasting is een:
A
gemeentebelasting
B
waterschapsbelasting
C
werknemersbelasting
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Sommige dingen moet je elke maand betalen.
De bedragen zijn iedere keer hetzelfde.
Dit zijn:
De bedragen zijn iedere keer hetzelfde.
Dit zijn:
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen.
Je betaalt dan:
Je betaalt dan:
A
meer premie
B
minder premie
C
evenveel premie
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Welke verzekering is verplicht?
A
de aanvullende zorgverzekering
B
de basis zorgverzekering
C
een reisverzekering
