Laatste les voor CT

Laatste les voor CT
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Laatste les voor CT

Slide 1 - Tekstslide

Wat geeft hdi aan?
A
hoe goed een land ontwikkeld is
B
welzijn
C
welvaart
D
welk gebied armoede beleeft

Slide 2 - Quizvraag

Kwantitatieve honger is
A
geen gebrek aan kcal
B
vooral tekort aan eiwitten
C
langdurig tekort aan vitamines
D
hetzelfde als ondervoeding

Slide 3 - Quizvraag

Gaat het in dit figuur om kwalitatieve of om kwantitatieve honger?
A
Kwalitatieve honger
B
Kwantitatieve honger

Slide 4 - Quizvraag

Bekijk de kaart. Gaat het hier over kwalitatieve of kwantitatieve honger?
A
kwalitatieve
B
kwantitatieve

Slide 5 - Quizvraag

Kwantitatieve honger is
A
geen gebrek aan kcal
B
vooral tekort aan eiwitten
C
langdurig tekort aan vitamines
D
hetzelfde als ondervoeding

Slide 6 - Quizvraag

Gaat het in dit figuur om kwalitatieve of om kwantitatieve honger?
A
Kwalitatieve honger
B
Kwantitatieve honger

Slide 7 - Quizvraag

Bekijk de kaart. Gaat het hier over kwalitatieve of kwantitatieve honger?
A
kwalitatieve
B
kwantitatieve

Slide 8 - Quizvraag

Het HDI is hoger in
A
Noord-Korea
B
Zuid-Korea

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent HDI
A
Human Disease Index
B
Hungry Dry Index
C
Human Development Index
D
Hoogte Droogte Index

Slide 10 - Quizvraag

Wat is vaak gekoppeld aan kwalitatieve honger?
A
Welvaartsziekten
B
Te weinig energie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is kwalitatieve honger?
A
Te weinig voedsel (hoeveelheid)
B
Tekort aan voedingsstoffen (niet gevarieerd)
C
Tekort aan zuivel- en vleesproducten
D
Nooit het gevoel van een volle maag hebben

Slide 12 - Quizvraag

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 13 - Quizvraag

Wat geeft deze lorenzcurve aan?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De rijkste 30 % van de mensen verdient 60 % van het inkomen

Slide 14 - Quizvraag

De armoedegrens....
A
verschilt per land
B
is voor ieder land gelijk

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de armoedegrens wereldwijd?
A
2 dollar
B
20 dollar
C
200 dollar
D
2000 dollar

Slide 16 - Quizvraag

De armoedegrens is
A
Genoeg geld om naar school te kunnen
B
Genoeg geld om te kunnen eten
C
Genoeg geld voor voedsel, kleding en onderdak
D
5 $ per dag

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen welvaartsziekte?
A
Aids
B
Diabetes
C
Obesitas
D
Hart- en vaatziekten

Slide 18 - Quizvraag

Wat is veeteelt?
A
het houden van dieren om als eten te gebruiken
B
Het in de grondstoppen van zaden om de planten uiteindelijk te eten
C
Het jagen op dieren
D
Het plukken van vruchten

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een juist voorbeeld van een woningkenmerk?
A
Jaren '30 huizen
B
Hoog opgeleide bevolking
C
Nederlanders met een niet-westerse-migratieachtergrond
D
Rijtjes huizen

Slide 20 - Quizvraag

Leefbaarheid van wijken gaat over woningkenmerken en bewonerskenmerken.
Wat is een woningkenmerk?
A
goede sociale cohesie
B
veel niet-Nederlanders
C
veel grote huishoudens
D
veel huurwoningen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen woningkenmerk?
A
Type woning
B
Percentage eenpersoonshuishoudens
C
Ouderdom
D
Eigendom

Slide 22 - Quizvraag

Laatste vraag
.....

Slide 23 - Tekstslide

Wat is geen woningkenmerk?
A
Type woning
B
Percentage eenpersoonshuishoudens
C
Onderhoudsniveau
D
Eigendom

Slide 24 - Quizvraag

Toetsinfo HF1 1/3
kwalitatieve en kwantitatieve honger (verschil weten en uitleggen)
Waarom is er armoede in Nigeria (zuigelingensterfte, laag BNP)
Welke kansen zijn er in Nigeria?

Slide 25 - Tekstslide

Toetsinfo 2/3
Waarom is  de USA zo rijk?
Waarom zijn er veel migranten in de USA?
Wat is de opbouw van een Amerikaanse stad?!
Wat zijn suburbs?! Wie wonen daar?
Hoe werkt de Lorenzcurve? ook kunnen aflezen!

Slide 26 - Tekstslide

Toetsinfo 3/3

Leefbaarheid; wat is dat?
Wat is sociale cohesie?
Hoe is de opbouw van de Nederlandse stad?
Wat is een lage sociaal-economische status?
Wat is het verschil tussen sanering en renovatie?
Wat is structurele werkeloosheid?
Waarom bepaald onder andere de WOZ een type buurt?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link