PP Kennismaken E&O Deel D les 4

Praktische profieloriëntatie
Kennismaken met 
Economie en Ondernemen

Deel D: Administratie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsgerichtMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Praktische profieloriëntatie
Kennismaken met 
Economie en Ondernemen

Deel D: Administratie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk bespreken
Deel D taak 5: opdracht 31-33
Deel D taak 6: instructie
Aan de slag
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk 12 april
Maken Deel D: taak 5

Werkboek en mapje inleveren deel C

Slide 3 - Tekstslide

Balans voorbeeld

Slide 4 - Tekstslide

Opletten! Tekstbron 19
Creditzijde en Debetzijde staan hier foutief!!! Moet net andersom zijn!!!

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 31 

We gaan de post-its ordenen.

Slide 6 - Tekstslide

welke woorden horen bij:
inventaris

Slide 7 - Woordweb

Opdracht 31 

We gaan alle andere post-its ordenen.

Slide 8 - Tekstslide

welke woorden zou je nog graag willen weten waar ze toe behoren?

Slide 9 - Woordweb

Opdracht 31 

Maak een foto van ons gezamenlijk project en voeg deze toe in je mapje.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 32:
Waarmee gaat en kan Freddie alles betalen?

Slide 11 - Woordweb

Opdracht 32

Slide 12 - Tekstslide

Doel algemeen deel D
  • Je weet welke onderdelen bij administratie horen.
  • Je weet of het onderdeel administratie iets voor jou is.

Slide 13 - Tekstslide

Deel D: Administratie
  • Boekhouden
  • Soorten bedrijven en functies
  • Werkprocessen herkennen en benoemen
= De registratie van alle processen in een bedrijf of organisatie.

Slide 14 - Tekstslide

Begrippen deel D
rechtspersonen / rechtsvormen
besturende / ondersteunende processen
bedrijfsfunctie / bedrijfsdoelstelling
balans
investeren / afschrijven / aanschafwaarde
exploitatieoverzicht

Taak 4
Taak 5
Taak 6
Taak 7

Slide 15 - Tekstslide

Doel deze les
  • Je weet wat investeren is.
  • Je weet wat afschrijven is.
  • Je weet wat een aanschafwaarde is.
  • Je kunt de afschrijving, boekwaarde en restwaarde berekenen.
  • Je kunt een balans veranderen.

Slide 16 - Tekstslide

Investering 
= een uitgave die een ondernemer doet om een duurzaam productiemiddel te kopen. 

Bij een investering gaat het alleen om de aanschaf van het duurzaam productiemiddel (DPM).

Tekstbron 20
Investeren = 
je geeft geld uit aan zaken die je nodig hebt om het bedrijf te laten draaien.

Slide 17 - Tekstslide

Afschrijven
Nieuwe goederen worden steeds minder waard. 
Om te laten zien dat een bezit minder waard is geworden, moet je er geld van afschrijven. 
Een bedrijf laat een afschrijving in de boekhouding zien bij de bezittingen. 
Tekstbron 21
Afschrijving = 
De waardevermindering van een duurzaam productiemiddel

Slide 18 - Tekstslide

Aanschafwaarde
= de prijs die je betaalt voor een duurzaam productiemiddel 

Als een duurzaam productiemiddel toch nog iets waard is aan het einde, noem je die waarde de restwaarde.
Tekstbron 21
Restwaarde= 
De waarde van een product op moment van verkoop na gebruik

Slide 19 - Tekstslide

Boekwaarde
= de waarde (prijs) die op de grootboekrekening staat voor een duurzaam productiemiddel. 


Tekstbron 22

Slide 20 - Tekstslide

Formule
De formule voor afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde is:
 

Afschrijving per jaar = 
(aanschafwaarde - restwaarde) / economische levensduur
Tekstbron 22

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld 1 geen restwaarde
Stel, je koopt een machine voor € 34.000. Deze machine gaat vier jaar mee en is daarna niets meer waard.

Om de afschrijving te berekenen deel je de aanschafwaarde door het aantal jaren dat de machine gebruikt wordt in het bedrijf.
In dit voorbeeld:
Afschrijving = aanschafwaarde : aantal jaren = € 34.000 : 4 = € 8.500 p/jr.
Het kan ook zijn dat je de machine na drie jaar verkoopt voor € 4.000. We noemen dit bedrag de restwaarde. De machine kost jou dan in totaal:
€ 34.000 - € 4.000 = € 30.000
Die € 30.000,00 moet je in totaal afschrijven. Dit verdeel je over drie jaar. Dus de afschrijving per jaar is: € 30.000,00 : 3 = € 10.000,00.



Tekstbron 22

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld 2 wel restwaarde
Stel, je koopt een machine voor € 34.000. Je verkoopt de machine na drie jaar voor € 4.000. We noemen dit bedrag de restwaarde. De machine kost jou dan in totaal: € 34.000 - € 4.000 = € 30.000
 

Om de afschrijving te berekenen deel je de aanschafwaarde - restwaarde door het aantal jaren dat de machine gebruikt wordt in het bedrijf.
Afschrijving = aanschafwaarde- restwaarde : aantal jaren =
                                             € 30.000 : 3 = € 10.000 p/jr.

Die € 30.000,00 moet je in totaal afschrijven. Dit verdeel je over drie jaar. Dus de afschrijving per jaar is: € 30.000,00 : 3 = € 10.000,00.



Tekstbron 22

Slide 23 - Tekstslide

Boekwaarde
= de waarde (prijs) die op de grootboekrekening staat voor een duurzaam productiemiddel. 


Tekstbron 22

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 38
Vraag maken; in teams staat eventueel een word-doc.

Print je antwoord en stop deze in je mapje.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 44
Balans maken; in teams staat een word-doc.





Print je antwoord en stop deze in je mapje.

Vraag aanpassen:
Freddie Vlog betaald niet met Eigen Vermogen, maar betaalt het later aan de leverancier. Hij laat een factuur opsturen.

Slide 26 - Tekstslide

Mapje deel D
Opdracht 21: Poster/collage: rechtsvorm+functies
Opdracht 31: Foto
(Opdracht 38: Boekwaarde)
Opdracht 44: Balans

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Nakijken vorige taken
Evalueren
Maken taak 6

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Maken Deel D: taak 6
Printen opdracht (38 +) 44

Slide 29 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 30 - Tekstslide

Overige dia's

Slide 31 - Tekstslide