03. PO Kennismaken E&O Deel Administratie (28-5)

Praktische profieloriëntatie
Kennismaken met
Economie en Ondernemen

Administratie


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsgerichtMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Praktische profieloriëntatie
Kennismaken met
Economie en Ondernemen

Administratie


Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Huiswerk
  • Instructie taak 4
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Maken Deel Administratie: taak 3
Leren Deel Administratie: taak 1-3





Huiswerk 28 mei
Controle

Slide 3 - Tekstslide

Taak 2 Opdracht 6:
advies geven

Poster maken in Word/PP/Canva op A4
Mag alleen, mag in duo's
Zet wel de naam/namen op de poster van de maker(s)

Slide 4 - Tekstslide

Doel Administratie taak 4

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen administratie
rechtspersonen / rechtsvormen
besturende / ondersteunende processen
bedrijfsfunctie / bedrijfsdoelstelling
balans
investeren / afschrijven / aanschafwaarde
afzet / omzet / winst

Taak 2
Taak 3
Taak 4
Taak 5

Slide 6 - Tekstslide

Investering 
= een uitgave die een ondernemer doet om een duurzaam productiemiddel te kopen. 

Bij een investering gaat het alleen om de aanschaf van het duurzaam productiemiddel (DPM).

Tekstbron 152
Investeren = 
je geeft geld uit aan zaken die je nodig hebt om het bedrijf te laten draaien.

Slide 7 - Tekstslide

Productiemiddelen
De productiemiddelen zijn:
  • kapitaal (het geld dat je betaald hebt voor machines)
  • arbeid (werk van het personeel)
  • (natuur) grondstoffen (materialen die je nodig hebt om een product te maken)
  • ondernemerschap (mensen die leiding geven en bedenken wat het bedrijf produceert).

Tekstbron 152

Slide 8 - Tekstslide

Financiering
Een investering kan gefinancierd worden:
  • uit het eigen vermogen (dat de eigenaar in het bedrijf heeft gestoken).
  • uit de reserves (geld dat speciaal daarvoor gespaard is). Het bedrijf heeft dan voldoende geld om de aanschaf met eigen middelen te betalen.
  • met geleend geld. Dit heet vreemd vermogen.
    Geld voor een DPM leen je meestal bij de bank.

Tekstbron 152

Slide 9 - Tekstslide

Afschrijven
Nieuwe goederen worden steeds minder waard. 
Om te laten zien dat een bezit minder waard is geworden, moet je er geld van afschrijven. 
Een bedrijf laat een afschrijving in de boekhouding zien bij de bezittingen. 
Afschrijving = 
De waardevermindering van een duurzaam productiemiddel
Tekstbron 155

Slide 10 - Tekstslide

Afschrijving berekenen
Er zijn drie manieren om de afschrijving te berekenen:

  1. Met een vast bedrag (per maand of per jaar).
  2. Met een percentage van de nieuwwaarde.
  3. Door een percentage van de boekwaarde nemen. De boekwaarde is de waarde van het DPM die in de boekhouding staat.

Tekstbron 153

Slide 11 - Tekstslide

Aanschafwaarde
= de prijs die je betaalt voor een duurzaam productiemiddel 

Als een duurzaam productiemiddel toch nog iets waard is aan het einde, noem je die waarde de restwaarde.
Restwaarde= 
De waarde van een product op moment van verkoop na gebruik
Tekstbron 153

Slide 12 - Tekstslide

Boekwaarde
= de waarde (prijs) die op de grootboekrekening staat voor een duurzaam productiemiddel. 



Tekstbron 155
= gelijk aan de     aanschafwaarde min
     de afschrijvingen

Slide 13 - Tekstslide

Formule
De formule voor afschrijven met een vast bedrag van de aanschafwaarde is:

 Afschrijving per jaar = 
(aanschafwaarde - restwaarde) / economische levensduur
Tekstbron 155
Schrijf de formule op onderaan blz. 104

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 1 geen restwaarde
Stel, je koopt een machine voor € 34.000. Deze machine gaat vier jaar mee en is daarna niets meer waard. 

Om de afschrijving te berekenen deel je de aanschafwaarde door het aantal jaren dat de machine gebruikt wordt in het bedrijf.

Afschrijving = aanschafwaarde : aantal jaren



Tekstbron 155

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld 1 geen restwaarde
In dit voorbeeld:
Afschrijving = aanschafwaarde : aantal jaren = € 34.000 : 4 = € 8.500 p/jr.





Tekstbron 155

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 2 wel restwaarde
Stel, je koopt een machine voor € 34.000. Je verkoopt de machine na drie jaar voor € 4.000. We noemen dit bedrag de restwaarde. De machine kost jou dan in totaal: € 34.000 - € 4.000 = € 30.000
 

Om de afschrijving te berekenen deel je de aanschafwaarde - restwaarde door het aantal jaren dat de machine gebruikt wordt in het bedrijf.
Afschrijving = aanschafwaarde- restwaarde : aantal jaren =
                                             € 30.000 : 3 = € 10.000 p/jr.

Die € 30.000,00 moet je in totaal afschrijven. Dit verdeel je over drie jaar. Dus de afschrijving per jaar is: € 30.000,00 : 3 = € 10.000,00.



Slide 17 - Tekstslide

Boekwaarde
= de waarde (prijs) die op de grootboekrekening staat voor een duurzaam productiemiddel. 


Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 5
Vraag maken; in teams staat eventueel een word-doc.

Print je antwoord en stop deze in je mapje.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 5f
Balans maken; in teams komt een word-doc.





Print je antwoord en stop deze in je mapje.

Vraag aanpassen:
Freddie Vlog betaald niet met Eigen Vermogen, maar betaalt
het later aan de leverancier. Hij laat een factuur opsturen.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Maken taak 4

Slide 21 - Tekstslide

Mapje
2.6e) Poster + Evaluatie poster
3.3k) Foto van de balans
4.5f) Balans

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatieformulier in teams
Schrijf je tips en tops in het evaluatieformulier. Plak de foto van je opdracht in het vak.

Slide 23 - Tekstslide

Maken Deel Administratie: taak 4
Leren Deel Administratie: taak 1-4





Huiswerk 28 mei

Slide 24 - Tekstslide