V3F herhaling en oefening

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Stap 9
Vandaag: korte uitleg van de opdracht + je voorkennis
Stap 9
Je hebt alle onderdelen zelfstandig geoefend.

Uiterlijk af: 22 april

Daarna: toepassen in artikel voor De Speld (inleveren: 29 april)


Slide 2 - Tekstslide

Waarom werk je aan grammatica en spelling?
Het gaat niet alleen om wát je zegt, maar ook om hoe je het zegt of schrijft. Een gevarieerde, verzorgde tekst komt beter en professioneler over.


Hoe ga je dit oefenen?
Je verdiept je in woordsoorten, leestekens, werkwoordspelling en zinsdelen. Je maakt zelfstandig opdrachten en kijkt zelf na. Je moet op tijd je vragen stellen aan je docent.

Wat is het doel?
Je kunt een artikel voor De Speld schrijven aan de hand van de keuze uit een aantal onderwerpen. Je past hier alle onderdelen van grammatica en spelling bewust en zichtbaar toe. Weging: 2 keer.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Je kent de termen die horen bij grammatica en spelling. Je herkent deze termen in zinnen en je begrijpt de regel achter het juiste gebruik.

Je kunt de regels toepassen in oefeningen die in de modulewijzer zijn opgenomen (elo). Je kijkt deze opdrachten zelfstandig na je reflecteert hier ook op.

Je kunt zelf situaties creëren waarin je de kennis van grammatica en spelling op de juiste manier toepast.


Je hebt diepgaande kennis van en over grammatica en spelling en je past dit toe in een samenhangende tekst over een specifiek onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je die als betrekkelijk voornaamwoord?
Bedenk een zin met wat als betrekkelijk voornaamwoord.
Wanneer gebruik je de apostrof bij een bezitsaanduiding?
Geef twee voorbeelden wanneer je een koppelteken moet gebruiken
Wat is het verschil in betekenis:
1) Ik luister naar docenten die goed uitleg geven
2) Ik luister naar docenten, die goed uitleg geven.
Voeg een bijvoeglijke bijzin toe aan deze zin:

Tijdens de pandemie hebben mensen veel meer online gewinkeld.
Wanneer gebruik je een komma in een zin?
Bedenk een zin met 
3 komma's en een dubbele punt.
Wat is een voorzetselvoorwerp?
Geef twee voorbeelden.
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld van een cijfer

Woordsoorten: 8 (max 10)
Spelling (leestekens): 6 (max 10)
Zinsdelen: 6 (max 10) / Stap 5: 7

Fouten: 
werkwoordspelling: 2 fouten (=-4p)
fouten in leestekens/zinsbouw: 2 fouten (=-2p)

Havo: [(8+6+7)-6] / 30 x 9 + 1 = 5,5
Vwo:  [(8+6+7)-6] / 30 x 10 = 5,0
Je hebt veel kennis nodig: grammatica en spelling

Je moet hebben geoefend en je moet de regels kennen en begrijpen

Je kunt de juiste keuzes maken in je eigen tekst

Je kunt al je kennis en vaardigheden integreren

Slide 7 - Tekstslide

die
die
dat
die
wat
dat
die

Slide 8 - Sleepvraag

Werkwoordspelling moeilijk? Ben je mal! Je volgt gewoon het stroomschema. Je begint altijd met het beoordelen of het werkwoord een [                              ] is. Daarna kijk je naar de [                            ] van de zin. 
De [                          ] van het werkwoord vind je door -en weg te halen. 
Je gebruikt de regel van [                              ] alleen in de
[                        ] tijd. Eindigt de stam op een van die medeklinkers? Dan voeg je [                        ] toe. 
Bij het [                                       ] werkwoord schrijf je het woord zo [                             ] mogelijk, maar alleen als de uitspraak het toelaat.
De infinitief is een onafhankelijk werkwoord; De vorm is niet afhankelijk van hoeveelheid of tijd. Dit is altijd het [                                  ].
persoonsvorm
tijd
stam
't ex-kofschip
tegenwoordige
verleden
+te
+de
bijvoeglijk gebruikte
kort
lang
hele werkwoord

Slide 9 - Sleepvraag

Menig leerling [                      ] zich de strijd met de vermaledijde d’s en t’s. Je moet er goed op letten dat de laatste letter, afhankelijk van de vorm en tijd van het werkwoord, soms [                      ]. Het is dan ook niet voor niets dat de werkwoordspelling jaarlijks wordt 
[                       ]. Een foutje is ook na jarenlange training, nauwgezette oefening en gerichte uitleg zo [                       ]. Hoewel er enkele lastige regels toegepast dienen te worden, moet je er wel op blijven letten dat iedere letter de juiste uitgang krijgt die het heeft
 [                       ].
Zorg ervoor dat je alle regels nog een keer zorgvuldig [                       ]. De werkwoordspelling is echt nooit [                       ], maar bij het schrijven heb je het stappenplan gewoon niet voldoende 
[                       ]. Het [                       ]vast nog wel eens dat je een slordigheidsfoutje maakt, maar je tekst krijgt de zorg die het 
[                       ].

herinnert
herinnerd
verandert
veranderd
herhaalt
herhaald
gebeurt
gebeurd
verdient
verdiend

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Moeite met de verwijswoorden? (betrekkelijk, wederkerend, bijvoeglijke bijzin) BLOK 1 en BLOK 4

Moeite met leestekens in woorden en samenstellingen? BLOK 2


Moeite met leestekens in zinnen? BLOK 3



Moeite met werkwoordspelling? BLOK 5

Slide 12 - Tekstslide

Stap 9
Zijn er nog vragen over de opdracht?
Stap 9
Je hebt alle onderdelen zelfstandig geoefend.

Nu: toepassen in artikel voor De Speld (inleveren: 29 april)


Slide 13 - Tekstslide