In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Presentatie scheikundig element
Lever uiterlijk vrijdag 17 februari in via de inleverknop in Somtoday.
Deze week
Introductie module taalkunde
Blok 1: het gezegde als basis in de zin
Vooruitblik
Komende weken
Eindproduct: een artikel voor De Speld
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Module taalkunde
Zinnen, zinsdelen, gezegde
Module taalkunde
Maak de opdrachten van blok 1 vóór de derde les Nederlands.
Slide 4 - Tekstslide
Waarom werk je aan grammatica en spelling?
Het gaat niet alleen om wát je zegt, maar ook om hoe je het zegt of schrijft. Een gevarieerde, verzorgde tekst komt beter en professioneler over.
Hoe ga je dit oefenen?
Je verdiept je in woordsoorten, leestekens, werkwoordspelling en zinsdelen. Je maakt zelfstandig opdrachten en kijkt zelf na. Je moet op tijd je vragen stellen aan je docent.
Wat is het doel?
Je kunt een artikel voor De Speld schrijven aan de hand van de keuze uit een aantal onderwerpen. Je past hier alle onderdelen van grammatica en spelling bewust en zichtbaar toe. Weging: 2 keer.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandig leren
Je doet zelfstandig onderzoek naar regels en afspraken omtrent spelling en grammatica.
In de les: voorbeelden en oefenen
Slide 7 - Tekstslide
Beschrijf in één zin wat je op het plaatje ziet.
Slide 8 - Tekstslide
wolf, roodkapje, meisje, slaan, mishandelen, stok
Wel
Roodkapje slaat de wolf.
In het bos mept Roodkapje de wolf.
Met een stok mishandelt Roodkapje de wolf.
Niet
Met stok Roodkapje wolf de mishandelt
Slide 9 - Tekstslide
Zinsdelen
De minister bekeek zichzelf in de spiegel.
Naar wie verwijst zichzelf?
Slide 10 - Tekstslide
Zinsdelen
De minister zag dat de ambtenaar zichzelf bekeek in de spiegel.
Naar wie verwijst zichzelf?
Slide 11 - Tekstslide
Zinsdelen
De ambtenaar van de minister bekeek zichzelf in de spiegel.
Naar wie verwijst zichzelf?
Slide 12 - Tekstslide
Zinsdelen
Conclusie:
Zichzelf verwijst niet naar losse woorden (ambtenaar, minister), maar naar hele woordgroepen (de ambtenaar, de minister, de ambtenaar van de minister).
Blijkbaar denken we niet in losse woorden, maar in woordgroepen (zinsdelen)
Slide 13 - Tekstslide
Zin
Wat is een zin?
Slide 14 - Tekstslide
Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort.
Er wordt altijd iets gezegd.
Slide 15 - Tekstslide
Peuterzinnen
Een peuter is een klein taalwonder
Slide 16 - Tekstslide
Wat wordt er gezegd?
De zin zegt iets over een handeling die is/was/wordt verricht óf
De zin zegt iets over een eigenschap die iets of iemand heeft
Slide 17 - Tekstslide
Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Hoewel mijn klasgenoten vele netflixseries bingewatchten, heb ik in diezelfde periode een stapel boeken gelezen.
Een belezen persoon schijnt gelukkiger en empathischer te zijn.
Lezen is vooral ontspannend en leuk.
Docenten vertellen graag over de andere voordelen
Je moet vooral een boek kiezen dat bij jou en je interesses past.
Als je veel leesmeters maakt, zal je merken dat lezen steeds gemakkelijker gaat.
Slide 18 - Sleepvraag
Module taalkunde
Zinnen, zinsdelen, gezegde
Module taalkunde
Maak de opdrachten van blok 1 vóór de derde les Nederlands.