Chapitre 5 - (H) vragen maken

Planning du jour
Focusleren
Vragen maken
Au travail
Français en classe
Terugblik 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning du jour
Focusleren
Vragen maken
Au travail
Français en classe
Terugblik 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
De ontkenning in het Frans
A. Zet in de goede volgorde. 
1. pas - une boulangerie - il y a - ne - ici.
2. malade - ne - pas encore - mon petit frère - est. 

B. Maak de zin ontkennend. Gebruik de ontkenning wat tussenhaakjes staat. 
3. Je fais mes devoirs en retard. (nooit) 
4. Il y a besoin d'acheter les légumes. (niet) 

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
De ontkenning in het Frans
1. Il n'y a pas une boulangerie ici. 
2. Mon petit-frère n'est pas encore malade. 

3. Je ne fais jamais mes devoirs en retard. 
4. Il n'y a pas besoin d'acheter les légumes. 

Slide 3 - Tekstslide

Focusleren
Chapitre 5 
Zie Magister.

timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Français en classe
timer
5:00
39
1. Qu'est ce qu'il / elle a ?
- Il / elle a ...... 

2. Tu es en bonne santé ? 
- Oui, je ne suis jamais malade. 
- Non, je ne fais pas de sport.

Slide 5 - Tekstslide

Vragen stellen in het Frans

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Maak deze zin op 3 manieren vragen:

" Tu es en quatrième. "
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Check je boek.

Zijn er nog meer manieren om een vraag te stellen in het Frans? (Laat voorbeelden zien)

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Zet in de goede zinsvolgorde.

la télé / vous / est-ce que / regardez / ?
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Zet in de goede zinsvolgorde.

pourquoi / il / le sport / aime / est-ce que / ?
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Au travail
Page: 36-37       30a (samen)
30d - zet de woorden in de goede zinsvolgorde.
31a - vertaal de onderstreepte woorden. 
31c - maak de dialoog af met het juiste vraagwoord. Er blijft 1 over.
31d- Stel een vraag zoals in het voorbeeld. Gebruik est-ce que / est-ce qu'

33a + b - Je gaat een sportief iemand interviewen. Bereid 6 vragen voor (klaar? interview je buurman)

Klaar? Quizlet. Boek op tafel houden ivm nabespreking. 

Slide 13 - Tekstslide

Au travail
Page: 36-37       30a (samen)
 

Slide 14 - Tekstslide