11.4 De borstkas en de ademhaling

11.4 
De borstkas en de ademhaling
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

11.4 
De borstkas en de ademhaling

Slide 1 - Tekstslide

Doel en begrippen 11.4
Je leert hoe je je ademhaling regelt

ventilatiebewegingen, interpleurale ruimte, longvlies, borstvlies, middenrifspieren, tussenribspieren, onderdruk, ademprikkel, ademcentrum, pneumothorax

Slide 2 - Tekstslide

Inademing
Borstademhaling
Buitenste tussenribspieren trekken samen: 
borstkas gaat omhoog
Buikademhaling
Middenrifspieren trekken samen: 
middenrif gaat naar beneden
-> borstholte vergroot, onderdruk waardoor
lucht longen instroomt

Slide 3 - Tekstslide

Inademing

Slide 4 - Tekstslide

Uitademing
Borstademhaling
Buitenste tussenribspieren ontspannen: 
borstkas gaat omlaag
Buikademhaling
Middenrifspieren ontspannen: 
middenrif gaat omhoog
-> borstholte verkleint



Slide 5 - Tekstslide

Extra diepe ademhaling
Hulp van spieren in de nek die de borstkas extra optillen: diepere inademing

Hulp van de binnenste ribspieren om de borstkas extra naar beneden te trekken: diepere uitademing
Hulp van de buikspieren om het middenrif extra naar boven te drukken: diepere uitademing




Slide 6 - Tekstslide

Interpleurale ruimte
Ruimte tussen borstvlies en longvlies.
Gevuld met vloeistof (plakmiddel en smeermiddel)/ vacuüm
Hierdoor volgen de longen de beweging van de borstkas.


Slide 7 - Tekstslide

Luchtdruk
Inademen:
druk in de long lager dan 
buitenlucht: 
lucht stroomt maar binnen.

Slide 8 - Tekstslide

Luchtdruk
Uitademen
druk in de longen hoger 
dan de buitenlucht: 
lucht stroomt naar buiten



Slide 9 - Tekstslide

Ademhaling regelen

Ademfrequentie: aantal ademhalingen per minuut.

Koolstofdioxide-zintuigcellen in de bloedvaten meten de hoeveelheid koolstofdioxide in het bloed.

Impulsen gaan van koolstofdioxide-zintuigcellen naar het ademcentrum in de hersenen.

Vanuit het ademcentrum gaan impulsen naar de spieren voor de ademhaling.

Een hoger koolstofdioxidegehalte zorgt voor een hogere ademfrequentie.

Slide 10 - Tekstslide

Ademprikkel
Regelcentrum: ademhalingscentrum in de hersenstam
Norm: divers
Receptoren: rek in de longen en spieren, druk in RK,
chemoreceptoren voor O2, CO2 en pH in aortaboog
en halsslagader 
Effector: ademhalingsspieren
Effect: ademfrequentie, ademvolume

Slide 11 - Tekstslide

Klaplong





Als er lucht komt tussen het longvlies en het borstvlies is er sprake van een klaplong. De long ‘klapt’ in elkaar.

Slide 12 - Tekstslide

Decompressieziekte
(Caissonziekte)
Tijdens het duiken (met tanks) is de gasdruk in de longen hoger: er lost meer gas op in het bloed en de weefsels, o.a. N2.
Bij opstijgen zet het stikstofgas uit en vormt belletjes in het bloed en in de weefsels.
Oplossing: lichaam weer onder druk brengen en heel langzaam naar normale druk.

Slide 13 - Tekstslide