Rekenen les 3 D1 Paragraaf 1.2

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1-4

                                                          Welkom!

Vak: Rekenen mbo niveau 4

Blok 1 les 3

Hoofdstuk 1 Grootheden en eenheden

Paragraaf 1.2 Lengte

Domein 1

Toets 1

Domein 2

Toets 2

Domein 3

Toets 3

Domein 4

Toets 4

Domein 5

Examen

Lezen H1

Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1	Les 2	Les 3	Les 4	Les 5	Les 6	Les 7	Les 8	Les 9	Les 10
Introductie	Par. 1.1	Par. 1.2	Par. 1.3	Par. 1.4	Par. 1.5	Par. 1.6	Par. 1.7	Par. 1.8	TOETS

	Wat gaan we doen?
Starten	Opstarten van de les
Kennis activeren	Uitleg par. 1.2 Lengte
Kennis trainen	Maken (selectie van) opdrachten par. 1.2
Kennis checken	Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 1.2
Kennis toetsen	Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden	Beantwoorden van individuele vragen

Paragraaf 1.2 Lengte

Leerdoelen

• Ik kan rekenen met lengtematen.

naar de online leeromgeving

145 meter =

1. 1450 decimeter
2. 14 500 centimeter
3. 145 000 millimeter
4. A + B + C

27,6 dm - 13,8 cm =

1. 13,8 cm
2. 41,4 cm
3. 262,2 cm
4. 289,8 cm

27,6  dm x 10 = 276 cm 

276 cm - 13,8 cm = 262,2 cm

7,6 km - 120 m =

1. 640 m
2. 880 m
3. 7480 m
4. 7720 m

7,6 x 1000 = 7600 m 

7600 m - 120 m = 7480 m

Aan het werk via de korte route

• Blijf ingelogd in Google.
• Maak de opdrachten van par. 1.2.
• Meld je tijdig voor de examenopdracht!

Voortgang

Ik beoordeel je opdracht en voorzie die van een cijfer en persoonlijke feedback. 

Oefenen met de basisvaardigheden

Tijdens de basisroute behandelen we alle lesstof die wordt getoetst bij het examen rekenen. We herhalen daarnaast een deel van de basisvaardigheden. 

Deze week behandelen we deel 1 van het metriek stelsel.

Hoeveel rekensprongen moet je maken om te weten
hoeveel millimeter 3 meter is?

1. 1 sprong
2. 2 sprongen
3. 3 sprongen
4. 4 sprongen

Hoeveel rekensprongen moet je maken om te weten
hoeveel decimeter 12,4 decameter is?

1. 1 sprong
2. 2 sprongen
3. 3 sprongen
4. 4 sprongen

2,7 m =

1. 27 mm
2. 270 mm
3. 2700 mm
4. 27000 mm

0,35 km =

1. 3,5 dam
2. 35 dam
3. 350 dam
4. 3500 dam

6 dm + 3 cm + 7 mm =

1. 16 cm
2. 63,7 cm
3. 70 cm
4. 97 cm

Aan het werk via de basisroute

• Maak opdracht 2 t/m 4 van par. 1.2. 

 

Opgaven pagina 13

2. reken om

a. 8000                     f. 5,3

b. 3000                     g. 62

c. 350                        h. 4,5 

d. 270                        i. 43,5

e. 63                          j. 42

3. Voor het bespannen van een tennisracket heb je 1150 cm snaar nodig. Op een rol zit 200 m. Hoeveel rackets kun je met één rol bespannen? Rond af op een heel getal.

Bij deze opdracht kan je liggend geld oprapen. Je hoeft alleen maar te bukken!

1. 1,7 rackets
2. 2 rackets
3. 17 rackets
4. 17,4 rackets

200 m = 20000 cm : 1150 = 17(,39) rackets

Opdracht 4

1. 600 + 30 + 7 = 637 mm
   
2. 9000 + 1400 + 45 = 10445 m
   
3. 7,56 + 4,5 + 0,54 = 12,6 dm
   
4. 4,75 + 4 + 5,25 = 14 km 

Aan het werk via de basisroute

• Maak opdracht 11 en 12 van paragraaf 1.2.

 

Opgaven pagina 13

Opdracht 12

Vuren geschaafd

44x44mm  300cm FSC

11a. De afstand naar de markt is...

1. 2 meter
2. 20 meter
3. 200 meter
4. 2000 meter

0,2 km x 1000 = 200 meter

11b. Hoe ver ligt Herzogenrath vanaf dit bord verder dan Vaals?

1. 7,7 km
2. 8,3 km
3. 77 hm
4. 83 hm

13 - 5,3 = 7,7 km x 10 = 77 hm

12a. Wat is de lengte van de balken in meters?

1. 0,003 meter
2. 0,03 meter
3. 0,3 meter
4. 3 meter

300 cm : 100 = 3 meter

12b. Wat is de breedte van de balken in centimeter?

1. 44 cm
2. 4,4 cm
3. 0,4 cm
4. 0,04 cm

44 mm : 10 = 4,4 cm

12c. Je koopt een partij balken voor € 60,75. Wat is de totale lengte van de balken in decimeters?

1. 9 dm
2. 27 dm
3. 90 dm
4. 270 dm

€ 60,75 : € 6,75 = 9 

9 x 300 cm = 2700 cm : 10 = 270 dm

Pauze

Paragraaf 1.2 Oefenen voor het examen

Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door een berekening te maken en die op te schrijven. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdrachten. 

Examenopdracht

Julia maakt linten om de dozen. Voor
elk lint rekent ze 25 cm extra om de
strik te maken.

a. Bereken hoeveel centimeter lint 
Julia nodig heeft voor doos 1.

b. Bereken hoeveel meter lint Julia

nodig heeft voor doos 2. 

Doos 1

Doos 2

Voor doos 1 heeft Julia ... centimeter lint nodig?

1. 115
2. 125
3. 135
4. 145

Voor doos 2 heeft Julia ... meter lint nodig?

1. 1,33
2. 13,3
3. 133
4. 1330

Hoe schrijf je dat op bij je examen?

Opdracht a

4 x 15 + 4 x 15 + 25 = 145 cm

60 + 60 + 25 = 145 cm

Opdracht b

2 x 25 + 2 x 15 + 4 x 7 + 25 = 133 cm

50 + 30 + 28 + 25 = 133 cm = 1,33 m

Doos 1

Doos 2

Wat weet je al?

Je weet de afmetingen in centimeters van doos 1.

De afstand zijn l15 cm x b15 cm x h15 cm.

Je weet de afmetingen in centimeters van doos 2.

De afmetingen l25 cm x b15 cm x h7 cm.

Je weet hoeveel centimeter extra lint nodig is.

Dat is 25 cm per doos.

Heb je je leerdoelen gehaald?

Leerdoelen

• Ik kan rekenen met lengtematen.

Volgende week