8.2 Koolstofkringloop

8.2 Koolstofkringloop
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.2 Koolstofkringloop

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je deze les? 
  • Je leert dat koolstof in een kringloop rond gaat
  • Je leert het verband tussen het versterkte broeikaseffect en verzuring.  

Slide 2 - Tekstslide

Koolstofkringloop

De koolstofkringloop gaat over het doorgeven van het element koolstof (C) Het kan o.a. voorkomen in koolstofdioxide (CO2) en glucose (C6H12O6)
CO2 ontstaat bij dissimilatie (verbranding) en wordt gebruikt voor de fotosynthese. Glucose ontstaat bij de fotosynthese. 

Slide 3 - Tekstslide

Snelle koolstofkringloop
Koolstof gaat van de producenten, naar de consumenten.
Van de consumenten, rechtstreeks of via reducenten weer 
naar de producenten.

Slide 4 - Tekstslide

Langzame koolstofkringloop
Een deel van het organische materiaal wordt opgenomen in de bodem. Hiervan ontstaan fossiele brandstoffen als steenkool en aardolie.  Dit is een langzaam proces (miljoenen jaren). 

Slide 5 - Tekstslide

Langzame koolstofkringloop
Kalkgesteente (CaCO3) is ontstaan uit kalkhoudende overblijfselen van in de zee levende organismen. 


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

BINAS 93F
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Welke pijl hoort uitsluitend bij de 
langzame koolstofkringloop? 
Noem alleen het nummer. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke pijl hoort uitsluitend bij de
langzame koolstofkringloop?
Noem alleen het nummer.

Slide 11 - Open vraag

BINAS 93F
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Welke pijl staat gelijk aan de 
bruto primaire productie?
Noem alleen het nummer

Slide 12 - Tekstslide

Welke pijl staat gelijk aan de
bruto primaire productie?
Noem alleen het nummer

Slide 13 - Open vraag

Als welke stof kan koolstof in de koolstofkringloop niet voorkomen?
A
Stikstof
B
Methaan
C
Glucose
D
Organische stoffen

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste term bij de juiste nummers:

  • eten van energierijk plantaardig voedsel
  • verbranding van fossiele brandstoffen
  • verbranding door dieren
  • afbreken van dode organismen door schimmels en bacteriën
  • vorming van fossiele brandstoffen
  • verbranding door schimmels en bacteriën
  • fotosynthese

Slide 15 - Tekstslide

Welke pijl of welke pijlen horen bij het begrip fotosynthese? Geef alleen het nummer of de nummers met een spatie ertussen.

Slide 16 - Open vraag

Welk nummer of welke nummers horen bij 'Afbreken van dode organismen door
schimmels en bacteriën"?
A
6
B
9
C
6 en 9
D
5, 6 en 9

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste term bij de juiste nummers:

  • eten van energierijk plantaardig voedsel
  • verbranding van fossiele brandstoffen
  • verbranding door dieren
  • afbreken van dode organismen door schimmels en bacteriën
  • vorming van fossiele brandstoffen
  • verbranding door schimmels en bacteriën
  • fotosynthese

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Het versterkte broeikaseffect
  • Broeikasgassen houden warmte in de atmosfeer vast
  • Door verbranden van fossiele brandstoffen meer uitstoot van broeikasgassen
  • Gevolg; een versterkt broeikaseffect en hierdoor een opwarming van de aarde 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Teken een voedselweb waarin de voedselrelaties tussen de
organismen uit de tekst worden aangegeven.

Geef met pijlen de richting van de energiestroom aan. 

Slide 26 - Tekstslide

Teken een voedselweb waarin de voedselrelaties tussen de
organismen uit de tekst worden aangegeven.

Geef met pijlen de richting van de energiestroom aan.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

* Hoe wordt het verschijnsel genoemd dat de opwarming van de aarde
veroorzaakt?
* Welke verandering in de samenstelling van de atmosfeer draagt bij
aan deze klimaatverandering?

Slide 30 - Open vraag

Met de gegeven informatie is te verklaren dat de opwarming van de aarde tot afname van de overlevingskansen van vooral de nonnetjeslarven leidt.

Welke uitspraak maakt deel uit van de verklaring?
A
De hoeveelheid algen neemt door de klimaatverandering eerder in het jaar toe.
B
De hoeveelheid algen neemt door de klimaatverandering later in het jaar toe.
C
De nonnetjes planten zich door de klimaatverandering eerder in het jaar voort.
D
De nonnetjes planten zich door de klimaatverandering later in het jaar voort.

Slide 31 - Quizvraag

1 promille is 1 duizendste deel; het woord betekent “per duizend”. Een promille wordt genoteerd als ‰

 Hierbij geldt: 1‰ = 0,1%.

Slide 32 - Tekstslide

1 Nonnetjes kunnen hun interne milieu goed regelen bij verschillende
zoutgehaltes in het externe milieu.
2 Nonnetjes hebben een brede tolerantie ten aanzien van het
zoutgehalte van het water.

Welke uitspraak is of welke uitspraken zijn juist?
A
geen van beide uitspraken
B
alleen uitspraak 1
C
alleen uitspraak 2
D
beide uitspraken

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Bestudeer 8.2
en maak de opdrachten 3 t/m 11

Slide 36 - Tekstslide