H1L13 - 3HE 3VF - Woensdag - 1.7 Grammatica zinsdelen

Welkom 3HE 3VF : )


Planning van dit uur
  • Tien minuten stillezen + praten over mening onderbouwen
  • Herhaling 1.7 grammatica zinsdelen (LessonUp) 
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 1 van 1.7 Grammatica zinsdelen. Kijk de opdracht na. 

  • Havo: maak opdracht 10, 11 12a, 14, 15 en 17 van 1.7
  • Vwo: maak opdracht 7, 10 t/m 12 van 1.7 

Aan het einde van deze les
  • heb je herhaald hoe je de persoonsvorm, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepalingen in een zin vindt. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Informatieve tekst (week 40)
  • Repetitie hoofdstuk 1 (toetsweek)
  • Interviews (week 47) 
timer
10:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3HE 3VF : )


Planning van dit uur
  • Tien minuten stillezen + praten over mening onderbouwen
  • Herhaling 1.7 grammatica zinsdelen (LessonUp) 
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 1 van 1.7 Grammatica zinsdelen. Kijk de opdracht na. 

  • Havo: maak opdracht 10, 11 12a, 14, 15 en 17 van 1.7
  • Vwo: maak opdracht 7, 10 t/m 12 van 1.7 

Aan het einde van deze les
  • heb je herhaald hoe je de persoonsvorm, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepalingen in een zin vindt. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Informatieve tekst (week 40)
  • Repetitie hoofdstuk 1 (toetsweek)
  • Interviews (week 47) 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Mening vertellen over een boek
  • Beoordelingswoord
  • Argument (reden) voor jouw mening 
 
Voorbeelden beoordelingswoorden: grappig, ontroerend, saai, eng, leerzaam, laat me meeleven, geschikt voor mijn leeftijd, indrukwekkend, herkenbaar, onwaarschijnlijk, spannend, ontroerend, moeilijk, vrolijk, etcetera...

Slide 2 - Tekstslide

Argumenten voor jouw mening
  • Emotief argument (het boek grijpt je wel of niet aan)
  • Realistisch argument (het boek lijkt wel of niet echt) 
  • Moreel argument (eens of oneens met de normen en waarden uit het boek)
  • Feitelijk argument (kennis over schrijvers, boeken, opbouw, schrijfstijl) 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm van deze zin:

Steeds meer mensen hebben 'vliegschaamte'.
A
Steeds meer mensen
B
mensen
C
hebben
D
'vliegschaamte'

Slide 4 - Quizvraag

Persoonsvorm
  • Werkwoord
  • Meestal één woord
  • Enkelvoud of meervoud
  • Je vindt de persoonsvorm met de tijdproef

    Hij loopt op straat.  

Slide 5 - Tekstslide

'Tot zover volg ik het nog'
Eens
Oneens

Slide 6 - Poll

Wat is een zinsdeel?

Slide 7 - Open vraag

Zinsdeel
  • Eén woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort
  • Een zinsdeel heeft een functie binnen de zin
  • Je kan een zinsdeel vinden met de zinsdeelproef 

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin:

Steeds meer mensen hebben 'vliegschaamte'.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

                1                          2                   3
Steeds meer mensen | hebben | 'vliegschaamte'. 

Slide 10 - Tekstslide

'Tot zover volg ik het nog'
Eens
Oneens

Slide 11 - Poll

Wat is het onderwerp van deze zin:

Steeds meer mensen hebben 'vliegschaamte'.
A
Steeds meer mensen
B
mensen
C
hebben
D
'vliegschaamte'

Slide 12 - Quizvraag

                o                          
Steeds meer mensen | hebben | 'vliegschaamte'. 

Slide 13 - Tekstslide

Onderwerp
  • Meestal degene die de 'actie' van de zin uitvoert
  • Je vindt het onderwerp met de getalproef 

     o
    Hij | loopt | op straat.  

Slide 14 - Tekstslide

'Tot zover volg ik het nog'
Eens
Oneens

Slide 15 - Poll

Wat hebben steeds meer mensen?
A
vliegschaamte
B
'vliegschaamte'

Slide 16 - Quizvraag

                o                                              lv
Steeds meer mensen | hebben | 'vliegschaamte'. 

Slide 17 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Meestal degene die de 'actie' van de zin ondergaat (heeft niets in te brengen) 
  • Je vindt het lijdend voorwerp met de vraag: wie/wat + wg + o? 
     o                  lv
    Hij | pakt | de fiets.  

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin:

De zweden hebben ons de term vliegschaamte (flygskam) gegeven.
A
De zweden
B
ons
C
vliegschaamte
D
de term vliegschaamte (flygskam)

Slide 19 - Quizvraag

'Tot zover volg ik het nog'
Eens
Oneens

Slide 20 - Poll

Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin:

De zweden hebben ons de term vliegschaamte (flygskam) gegeven.
A
De zweden
B
ons
C
vliegschaamte
D
de term vliegschaamte (flygskam)

Slide 21 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp
  • Meestal degene die meedoet aan de actie van de zin
  • Je vindt het meewerkend voorwerp met de vraag: aan/voor wie/wat + wg + o? 
     o                       mv                     lv
    Hij | geeft | aan zijn oma | een breinaald.  

Slide 22 - Tekstslide

'Tot zover volg ik het nog'
Eens
Oneens

Slide 23 - Poll

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen heeft deze zin:

Gisteren liep ik fluitend met een tas op mijn rug in de zon.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

   bwb                o      bwb               bwb                               bwb
Gisteren | liep | ik | fluitend | met een tas op mijn rug | in de zon. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin:

Reis jij graag in de buitenlucht?
A
Reis
B
jij
C
graag
D
in de buitenlucht

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin:

Mensen met vliegschaamte vinden dat ze eigenlijk niet zouden moeten vliegen.
A
Mensen
B
vliegschaamte
C
eigenlijk
D
niet

Slide 27 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling
  • Zinsdeel dat overblijft
  • Geeft vaak aan wanneer, waarom, waar, hoe, waardoor, waarmee de handeling in de zin gebeurt

     o                       mv                     lv                   bwb
    Hij | geeft | aan zijn oma | een breinaald | in de tuin.

Slide 28 - Tekstslide

'Tot zover volg ik het nog'
Eens
Oneens

Slide 29 - Poll