*Woordenschat H4, 5 en 6 Vwo 2

VWO 2

WOORDENSCHAT
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

VWO 2

WOORDENSCHAT

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat H4, 5 en 6

- Rijmende uitdrukkingen


- Uitdrukkingen uit de Bijbel en de mythologie


- Oude naamvallen

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer moet het af zijn? 
Deze lessenserie moet af zijn op do 2 april voor 2vf en op vr 3 april voor 2tvn. 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze lessenserie herken je rijmende uitdrukkingen, weet je wat alliteratie en eindrijm is, herken je Bijbelse en mythologische uitdrukkingen en oude naamvallen.

Slide 4 - Tekstslide

Rijmende uitdrukkingen

Naast woordparen met synoniemen (pais en vree) en tegenstellingen (met vallen en opstaan) kennen we ook de rijmende uitdrukkingen:

- bont en blauw (alliteratie of beginrijm. De rijm begint met dezelfde letter)

- hoog en droog (eindrijm. De woorden rijmen op elkaar.

Slide 5 - Tekstslide

stikken
dwars
zeilt

dubbel

reilt

slikken

Slide 6 - Sleepvraag

Alliteratie of eindrijm?
wikken en wegen
A
Alliteratie
B
Eindrijm

Slide 7 - Quizvraag

Even oefenen

Vul op de volgende slides de uitdrukking aan, of geef aan of het om alliteratie of eindrijm gaat.

De eerste vraag is een sleepvraag. Sleep het antwoord van links op het juiste antwoord van rechts.

Slide 8 - Tekstslide

Alliteratie of eindrijm?
Met raad en daad
A
Alliteratie
B
Eindrijm

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht

Je gaat de opdrachten digitaal maken met het online materiaal van Nieuw Nederlands. Log in bij Magister, ga naar het icoontje van leermiddelen, kies Nieuw Nederlands en je wordt doorgelinkt naar het digitale materiaal. Kies hoofdstuk 4 woordenschat en je kunt aan de slag.

Je mag bij het maken van de opdrachten gebruik maken van een woordenboek of internet.

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent:
De bokken van de schapen scheiden.

Slide 11 - Open vraag

Uitdrukkingen uit de Bijbel en de mythologie

Uit de Bijbel en de mythologie ontlenen we veel uitdrukkingen. Sommige uitdrukkingen zijn bekender dan andere en gebruik je zelf ook.

Voorbeeld Bijbel:                                      Voorbeeld mythologie

- muggenziften                                          - Achilleshiel

- ongelovige Thomas                              - een orakel

- een rib uit je lijf                                       - het paard van Troje binnenhalen


Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent:
Iets met Argusogen bekijken.

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent:
Er is niets nieuws onder de zon.

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent:
In zak en as zitten.

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent:
Een Bacchanaal aanrichten.

Slide 16 - Open vraag

Opdracht

Je gaat de opdrachten digitaal maken met het online materiaal van Nieuw Nederlands.. Log in bij Magister, ga naar het icoontje van leermiddelen, kies Nieuw Nederlands en je wordt doorgelinkt naar het digitale materiaal. Kies hoofdstuk 5 woordenschat en je kunt aan de slag.

Je mag bij het maken van de opdrachten gebruik maken van een woordenboek of internet.

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent:
De HOORN DES OVERVLOEDS vinden we bij de Hongerspelen.

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent:
Je moet TE ALLEN TIJDE je handen wassen na het plassen.

Slide 19 - Open vraag

Wat betekent:
Het is UIT DEN BOZE dat je tot 2.00 uur naar dat feestje mag

Slide 20 - Open vraag

Wat valt je op aan het taalgebruik van de zinnen op de voorgaande slides?

Slide 21 - Open vraag

Oude naamvallen

In het Nederlands vinden we nog sporen van oude naamvallen. Sommige naamvallen gebruiken we veel en andere bijna niet meer.  

's avonds is een verkorting van de oude naamval des avonds.

Iemand ten huwelijk vragen. Ten geeft ook een oude naamval aan.

 

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht

Blz. 174 - 177

Maak opdracht 1, 2, 4 en 6

Je mag bij het maken van de opdrachten gebruik maken van een woordenboek of internet.

Slide 23 - Tekstslide

Extra oefenen
Via de volgende slides kom je uit op Cambiumned voor extra oefeningen. Kijk voor jezelf waar je extra mee wil oefenen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link