In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Regelmatige werkwoorden
Les 7
Le futur du passé
De toekomende tijd
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf in het kort op wat je nog weet van de regelmatige werkwoorden.
Slide 2 - Open vraag
Le futur du passé
De futur simple is net als de futur proche en de futur simple een tijd die in de toekomst ligt. Je gebruikt het als beleefdheidsvorm. In het Nederlands maak je die tijd door een vorm van zouden te gebruiken:
Slide 3 - Tekstslide
Le futur du passé
bijvoorbeeld:
ik zou werken
hij zou praten
wij zouden lopen
zij zouden geven
Slide 4 - Tekstslide
Hoe maak je de futur du passé?
Om de futur simple te maken, moet je weer 2 dingen doen:
1. de stam maken
2. de juiste uitgang erachter zetten
Slide 5 - Tekstslide
1. De stam maken
Om de stam voor de futur simple te maken, gebruik je het hele werkwoord:
donner - travailler - habiter
choisir - rougir - remplir
vendr - perdr - descendr
Dit is hetzelfde als bij de futur simple!
Slide 6 - Tekstslide
Wat valt je op aan de stam?
Slide 7 - Open vraag
1. De stam maken
Heel goed!
Bij de werkwoorden op -RE is de laatste e verdwenen.
Dat is geen typfout, het hoort echt zo.
Als je de e laat staan, krijg je een soort van klinkerbotsing, en dat willen we niet!
Slide 8 - Tekstslide
1. De stam maken
Eigenlijk is het dus heel simpel:
Je gebruikt het werkwoord dat je ziet als stam.
Behalve als het op -RE eindigt, dan haal je de laatste e weg.
Slide 9 - Tekstslide
2. De juiste uitgang
De uitgangen die je gebruikt bij de futur du passé zijn voor alle 3 de groepen hetzelfde:
je donnerais je choisirais je vendrais
tu donnerais tu choisirais tu vendrais
il donnerait il choisirait il vendrait
nous donnerions nous choisirions nous vendrions
vous donneriez vous choisiriez vous vendriez
ils donneraient ils choisiraient ils vendraient
Slide 10 - Tekstslide
2. De juiste uitgang
Hier nog een keer alleen de uitgangen op een rijtje
+ ais
+ ais
+ ait
+ ions
+ iez
+ aient
Slide 11 - Tekstslide
Op welke rijtje lijken deze uitgangen?
Slide 12 - Open vraag
2. De stam maken
Heel goed! Op de uitgangen van de imparfait!
+ ais j' avais
+ ais tu avais
+ ait il avait
+ ions nous avions
+ iez vous aviez
+ aient ils avaient
Slide 13 - Tekstslide
Oefenen!
In de volgende dia's ga je de rijtjes maken van de gegeven werkwoorden in de futur du passé.
Slide 14 - Tekstslide
Maak het rijtje van DONNER in de futur du passé!
Slide 15 - Open vraag
Was dit je antwoord?
je donnerais
tu donnerais
il/elle/on donnerait
nous donnerions
vous donneriez
ils/elles donneraient
ik zou geven, jij zou geven, hij/zij/men zou geven, wij zouden geven, jullie zouden/u zou geven, zij zouden geven
Slide 16 - Tekstslide
Maak het rijtje van TROUVER in de futur du passé!
Slide 17 - Open vraag
Was dit je antwoord?
je trouverais
tu trouverais
il/elle/on trouverait
nous trouverions
vous trouveriez
ils/elles trouveraient
ik zou vinden, jij zou vinden, hij/zij/men zou vinden, wij zouden vinden, jullie zouden/u zou vinden, zij zouden vinden
Slide 18 - Tekstslide
Maak het rijtje van CHOISIR in de futur du passé!
Slide 19 - Open vraag
Was dit je antwoord?
je choisirais
tu choisirais
il/elle/on choisirait
nous choisirions
vous choisiriez
ils/elles choisiraient
ik zou kiezen, jij zou kiezen, hij/zij/men zou kiezen, wij zouden kiezen, jullie zouden/u zou kiezen, zij zouden kiezen
Slide 20 - Tekstslide
Maak het rijtje van ROUGIR in de futur du passé!
Slide 21 - Open vraag
Was dit je antwoord?
je rougirais
tu rougirais
il/elle/on rougirait
nous rougirions
vous rougiriez
ils/elles rougiraient
ik zou blozen, jij zou blozen, hij/zij/men zou blozen, wij zouden blozen, jullie zouden/u zou blozen, zij zouden blozen
Slide 22 - Tekstslide
Maak het rijtje van VENDRE in de futur du passé!
Slide 23 - Open vraag
Was dit je antwoord?
je vendrais
tu vendrais
il/elle/on vendrait
nous vendrions
vous vendriez
ils/elles vendraient
ik zou verkopen, jij zou verkopen, hij/zij/men zou verkopen, wij zouden verkopen, jullie zouden/u zou verkopen, zij zouden verkopen
Of heb je overal de e laten staan?
Slide 24 - Tekstslide
Maak het rijtje van PERDRE in de futur du passé!
Slide 25 - Open vraag
Was dit je antwoord?
je perdrais
tu perdrais
il/elle/on perdrait
nous perdrions
vous perdriez
ils/elles perdraient
ik zou verliezen, jij zou verliezen, hij/zij/men zou verliezen, wij zouden verliezen, jullie zouden/u zou verliezen, zij zouden verliezen
Of heb je overal de e laten staan?
Slide 26 - Tekstslide
La fin!
Je hebt nu de futur du passégeleerd. In de volgende dia kun je aangeven wat je niet begrijpt/vragen stellen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.