K12 - Van generatie op generatie

Van generatie op generatie 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Van generatie op generatie 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag

Slide 2 - Tekstslide

Geslachtskenmerken 
- Primaire geslachtskenmerken 
- Secundaire geslachtskenmerken 

Bij jongens gaat dat om:
- een zwaardere stem
- zwaardere spieren
- baardgroei
- haargroei rond de geslachtsorganen,
in de oksels en vaak ook op de borst
Bij meisjes:
- borstontwikkeling
- haargroei rond de geslachtsorganen en in de oksels
- een breder bekken
- een dikkere onderhuidse vetlaag








Slide 3 - Tekstslide

Vrouwelijk geslachtsorgaan

Slide 4 - Tekstslide

Vrouwelijk geslachtsorgaan

Slide 5 - Tekstslide

Vrouwelijk geslachtsorgaan

Slide 6 - Tekstslide

Mannelijke geslachtsorgaan

Slide 7 - Tekstslide

Mannelijke geslachtsorgaan

Slide 8 - Tekstslide

Bevruchting
Als een man en vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad, gaan de zaadcellen op weg via de vagina en baarmoeder richting de eicel in de eileider

Wanneer de eicel en zaadcel elkaar tegenkomen in de eileider, gaat de kop van de zaadcel de eicel binnen.  Als de kern van de zaadcel en eicel versmelten, noem je dat bevruchting.

 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Jongen of meisje
- De geslachtschromosomen (paar 23) beslissen of je een jongen of meisje bent. 

- De eicel is altijd een X (je moeder heeft namelijk XX)

- De zaadcel heeft een X of Y.

Slide 11 - Tekstslide

Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt via de eileider richting de baarmoeder vervoerd. 

Het wordt een bolletje cellen die, eenmaal in de baarmoeder aangekomen, vast gaat zitten in het baarmoederslijmvlies

Dit vastzitten in het baarmoederslijmvlies noem je innesteling. Het bolletje cellen wordt dan een embryo genoemd.

Slide 12 - Tekstslide

Van generatie op generatie 

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag

Slide 14 - Tekstslide

De eisprong

Slide 15 - Tekstslide

De Menstruatiecyclus

Slide 16 - Tekstslide

Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt via de eileider richting de baarmoeder vervoerd. 

Het wordt een bolletje cellen die, eenmaal in de baarmoeder aangekomen, vast gaat zitten in het baarmoederslijmvlies

Dit vastzitten in het baarmoederslijmvlies noem je innesteling. Het bolletje cellen wordt dan een embryo genoemd.

Slide 17 - Tekstslide

Zwangerschap
Door een zwangerschapstest komt een vrouw erachter dat zij zwanger is.

De eerste tien weken van de zwangerschap wordt de embryonale fase genoemd. In deze fase ontstaan alle organen bij het embryo, vanaf daarna groeit het kindje alleen nog maar en wordt het foetus genoemd.

Het embryo/foetus wordt tegen stoten beschermd door vruchtwater en vruchtvliezen. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Een voorbehoedsmiddel gebruik je om zwangerschap en eventuele soa's te voorkomen. 

Een ander woord voor voorbehoedsmiddelen zijn anticonceptiemiddelen

Anticonceptie betekent: voorkomen van bevruchting, het gaat hier over de zwangerschap.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Van generatie op generatie 

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag

Slide 22 - Tekstslide

Bevruchting
Als een man en vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad, gaan de zaadcellen op weg via de vagina en baarmoeder richting de eicel in de eileider

Wanneer de eicel en zaadcel elkaar tegenkomen in de eileider, gaat de kop van de zaadcel de eicel binnen.  Als de kern van de zaadcel en eicel versmelten, noem je dat bevruchting.

 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt via de eileider richting de baarmoeder vervoerd. 

Het wordt een bolletje cellen die, eenmaal in de baarmoeder aangekomen, vast gaat zitten in het baarmoederslijmvlies

Dit vastzitten in het baarmoederslijmvlies noem je innesteling. Het bolletje cellen wordt dan een embryo genoemd.

Slide 25 - Tekstslide

Zwangerschap
Vanaf de plek waar het embryo is ingenesteld, ontstaat de placenta (moederkoek). Aan de placenta en aan het embryo/foetus zit de navelstreng vast. 

In de placenta lopen de bloedvaten van het embryo dicht langs de bloedvaten van de moeder. 

Voedingsstoffen en zuurstof worden vanuit het bloed van de moeder afgegeven aan het bloed van het kindje en andersom.

Slide 26 - Tekstslide

Prenataal onderzoek
Onderzoek van de baby tijdens de zwangerschap.
4 manieren:
- Echo, apparaat van buiten af de baby zichtbaar maken
- Vlokkentest, cellen worden weggehaald uit de groeiende placenta. Hier wordt naar DNA gekeken voor erfelijke ziektes
- Vruchtwaterpunctie, cellen van de foetus worden weggehaald uit vruchtwater. Ook kijken naar DNA
- NIPT (niet-invasieve prenatale test), bloedonderzoek van bloed van de moeder.

Slide 27 - Tekstslide

Bevalling
Na ongeveer 40 weken komt de
baby ter wereld.
   
De bevalling bestaat uit drie fases:
1. Ontsluiting
2. Uitdrijving
3. Nageboorte

Slide 28 - Tekstslide

Ontsluiting
In deze fase wordt de baarmoedermond wijder. 
De moeder kan pas beginnen met persen als 
de baarmoedermond een diameter heeft van 10 cm.

Slide 29 - Tekstslide

Uitdrijving
Als er persweeën zijn, zal het kindje uit de 
baarmoeder worden gedreven.
Het kindje gaat het geboortekanaal door, 
naar buiten.

Slide 30 - Tekstslide

Nageboorte
Weeën die ongeveer een kwartier na de 
geboorte van het kindje beginnen, 
zorgen voor de nageboorte
De placenta, vruchtvliezen en resten 
van de navelstreng zullen de vrouw verlaten.

Slide 31 - Tekstslide