Lezen 2,2 les 2

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in bij Lessonup met de onderstaande code!

Nog geen cijfers. 




1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in bij Lessonup met de onderstaande code!

Nog geen cijfers. 




Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw:
Absentie
Herhaling vorige les
Doel en uitleg deze les
Maken en bespreken opdrachten
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Tot aan de vakantie:
3 lessen Zakelijke e-mail
Toets Zakelijke e-mail
2 lessen lezen
2 lessen woorden
2 lessen lezen
Vakantie

Slide 3 - Tekstslide

Doel van dit hoofdstuk: 
Ik weet wat de tekstdoelen: 
  • informeren, 
  • overtuigen
  • activeren en 
  • amuseren inhouden
Je weet wat verwijswoorden zijn.  
Ik leer de tekstdelen:
  • inleiding,
  • kern en
  • slot herkennen
Ik leer de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

Doel van vorige les: 
Ik weet wat de tekstdoelen: 
  • informeren, 
  • overtuigen
  • activeren en 
  • amuseren inhouden

Ik leer de tekstdelen:
  • slotinleiding,
  • kern en
  • slot herkennen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welke tekstdeel bestaat niet?
A
inleiding
B
kern
C
slotgroet
D
slot

Slide 7 - Quizvraag

Welk tekstdoel bestaat niet?
A
amuseren
B
informeren
C
aankleden
D
activeren

Slide 8 - Quizvraag

Als de schrijver wil dat jij zijn mening overneemt. Dan is zijn doel is jou te:
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 9 - Quizvraag

Als de schrijver wil dat jij je vermaakt? Wat is dan zijn doel?
Zijn doel is jou te:
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 10 - Quizvraag

huiswerk bespreken
Opdracht 8 en 9

Slide 11 - Tekstslide

Bespreken opdrachten
Lees mee, kijk na, verbeter!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Doel van deze les: 
Je weet wat verwijswoorden zijn.  
Ik leer de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Doel van deze les: 
Je weet wat verwijswoorden zijn.  
De kinderen spelen buiten. Zij zijn aan het voetballen. 
Wie zijn er aan het voetballen?

De docent kijkt de toetsen na. Zij zet de cijfers meteen in Magister. 
Welke vraag stellen we?

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verwijswoord in de onderstaande zin?
Nicole pakt het boek. Zij geeft hem aan Lize.
A
Zij
B
Nicole
C
Lize

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het verwijswoord in de onderstaande zin?
Tristan speelt korfbal. Hij scoort vaak.
A
Tristan
B
Hij
C
Zij

Slide 19 - Quizvraag

Samen maken
opdracht 10 en 11 op blz 114
Schrijf mee en vul je opdrachten in. 

Slide 20 - Tekstslide

Doel van dit hoofdstuk: 
Ik leer de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Opsomming
Tegenstelling
Tijdsvolgorde
Voorbeeld
ten eerste
ook
voordat
alvast
daarentegen
integendeel
zoals
bijvoorbeeld

Slide 23 - Sleepvraag

Ik weet de tekstdoelen. 
Maak vanaf blz 114 opdracht 
12- 15

Klaar: Ga naar magister, malmberg (ned),
hoofdstuk 2,5, leer de woorden. 
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Doel van deze les: 
Je weet wat verwijswoorden zijn.  
Ik leer de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verwijswoord in de onderstaande zin?
Het boek is wat saai. Het leest niet fijn.
A
wat
B
saai
C
het boek
D
het

Slide 26 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een voorbeeld?
A
zo, ter illustratie
B
echter, toch
C
voordat, terwijl
D
bovendien, verder

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het verwijswoord in de onderstaande zin?
In het huis staat een bank. Hij is blauw.
A
Het huis
B
Hij
C
een bank

Slide 28 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een tijdsvolgorde?
A
zo, ter illustratie
B
echter, toch
C
voordat, terwijl
D
bovendien, verder

Slide 29 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een voorbeeld?
A
ook, tijdens
B
echter, toch
C
voordat, terwijl
D
een voorbeeld hiervan is, zoals

Slide 30 - Quizvraag

Uitloop

Ga naar magister, malmberg (ned),
hoofdstuk 2,5, leer de woorden. 
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 32 - Tekstslide