Letterlijk figuurlijk V1B

Teckel op de bal.....
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Teckel op de bal.....

Slide 1 - Tekstslide


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Kan je figuurlijk taalgebruik herkennen

Slide 3 - Tekstslide

Ambiguïteit
Ambigue = dubbelzinnig 
(op meerdere manieren op te vatten door bijvoorbeeld):
1) gebruik van homoniem (woord met meerdere betekenissen)
2) woordgroep met meerdere betekenissen
3) redekundig ontleden
4) onduidelijke verwijzing
5) letterlijk/ figuurlijk

Slide 4 - Tekstslide

Dubbelzinnige zinnen
Tante Lien is aan de lijn.
Mijn oom gaat alleen op vakantie in de zomermaanden.
De Canadese boer vertelt over zijn Nederlandse wortels.
Nederlanders worden steeds ouder, vooral doordat ze na hun 65ste langer in leven blijven.
Gezocht: figuur- en hotelzeepjes, eventueel ruilen voor mijn dochter.

Slide 5 - Tekstslide


De man sloeg de hond met de stok.


Slide 6 - Tekstslide

1. homoniem (woord met meerdere betekenissen)
De taxichauffeur zette zijn klanten af.

Hier kan afzetten betekenen 'afleveren', maar ook 'te veel laten betalen'.

=> ander voorbeeld op volgende slide.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

2. woordgroep met meerdere betekenissen

Het schilderij van oom Karel is gestolen.


  • Oom Karel is de eigenaar.
  • Oom Karel is op het schilderij afgebeeld.
  • Oom Karel  heeft het schilderij gemaakt.

=> ander voorbeeld op volgende slide.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: tegen de lamp lopen --> je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 16 - Tekstslide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 17 - Tekstslide


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

En nu even oefenen!

Slide 20 - Tekstslide

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 21 - Quizvraag

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 22 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 24 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 25 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 26 - Quizvraag

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 27 - Quizvraag

Kijk op taal H5    

Slide 28 - Tekstslide

Nog enkele voorbeelden

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Taalgrappen
Op blz. 192 in je boek begint een hoofdstuk over taalgrappen.
Daar kijken we deze  les naar.

Eerst even de theorie.

Slide 32 - Tekstslide

Taalgrappen
Zinnen worden grappig als er dubbelzinnigheden in zitten door:
- Homoniemen, woorden die meerdere betekenissen hebben;
- Woorden die een letterlijke en een figuurlijke betekenis hebben;
- Woorden die bij verschillende zinsdelen kunnen horen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Waarom is de kop uit de vorige slide dubbelzinnig?

Slide 35 - Open vraag

Op welke manieren kun je deze kop (vorige slide) interpreteren/uitleggen?

Slide 36 - Open vraag

Aan de slag (huiswerk)
Nu opdracht 3 (blz. 193) klassikaal maken. Daarna:
Kijk Op Taal H5: lezen theorie blz. 192, maken opdracht 1. Kies zelf 7 zinnen uit van de 15 en maak die.

Slide 37 - Tekstslide