Een tekst bestaat uit zinnen. Elke volledige zin heeft in elk geval een onderwerp en een persoonsvorm. Je begint een zin met een hoofdletter. Aan het einde staat een leesteken.
Bijvoorbeeld: Op dit moment heeft 1KTH2 Nederlandse les.
Slide 5 - Tekstslide
Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:
• Eindig een gewone zin met een punt. (.)
– Artis is de oudste dierentuin van Nederland.
Slide 6 - Tekstslide
Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:
Eindig een vragende zin met een vraagteken. (?)
– Heb jij gisteren naar het Jeugdjournaal gekeken?
Slide 7 - Tekstslide
Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:
• Eindig een uitroep (van bijvoorbeeld verbazing of woede) met een uitroepteken. (!)