herhaling tijdvak 3 en 4
1 / 26
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welk van de volgende kenmerkende aspecten hoort niet bij tijdvak 3
A
De kerstening van Europa
B
Hofstelsel en horigheid
C
joden en christenen
D
de opkomst van de islam
Slide 4 - Quizvraag
Welk kenmerkend aspect hoort niet bij tijdvak 4
A
strijd tussen kerk en staat
B
Het begin van staten
C
feodaliteit
D
De Kruistochten
Slide 5 - Quizvraag
Welk volk bekeerde zich als eerste in West Europa tot het christendom
A
Saksen
B
Hunnen
C
Franken
D
Longobarden
Slide 6 - Quizvraag
Hoe noemen we iemand die het christendom actief verspreidde
A
monnik
B
missionaris
C
zendeling
D
pastoor
Slide 7 - Quizvraag
Monniken en missionarissen behoren tot de stand van de
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren
Slide 8 - Quizvraag
In de Koran zijn grote delen van de bijbel overgenomen
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quizvraag
De moslims waren verdraagzaam tegenover de joden en christenen, omdat
A
zij polytheïstisch zijn
B
zij monotheïstisch zijn
C
zij opstanden verwachten van de joden en christenen
D
geen van de drie antwoorden is juist
Slide 10 - Quizvraag
Welke van de volgende zinnen hoort niet bij de stelling: Handel werd na de val van het Romeinse Rijk moelijker
A
er was geen centraal gezag
B
de Romeinse wegen waren niet onderhouden
C
De omgeving was heel onveilig
D
Karel de Grote was Rome binnengevallen
Slide 11 - Quizvraag
Wie hoort niet in het hofstelsel thuis?
A
horige
B
heer
C
burger
D
vrije boer
Slide 12 - Quizvraag
Wat was geen reden voor de invoering van het feodale stelsel
A
De leenheer kon zo greep houden op zijn leenmannen
B
De leenheer kon zo belastingen innen
C
De leenheer had zo de beschikking over een groot leger
Slide 13 - Quizvraag
In welke gebieden ontstonden weer handelssteden na het jaar 1000
A
Noord Italië
B
Vlaanderen
C
Zuid Frankrijk
D
Engeland
Slide 14 - Quizvraag
Wat hoort niet bij stadsrechten
A
Eigen rechtspraak in de stad
B
Alle belastingen waren voor de stad alleen
C
De stad mocht een muur bouwen om de stad
D
De stad mocht een eigen munt slaan
Slide 15 - Quizvraag
De investituurstrijd is een strijd tussen de paus en de keizer over de benoeming van bisschoppen
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quizvraag
De wereldlijke macht is in handen van de
A
geestelijkheid
B
adel
C
burgerij
D
boeren
Slide 17 - Quizvraag
De Pausen van rond het jaar 1000 beschouwden zichzelf als de belangrijkste personen op aarde
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quizvraag
Wat was bijzonder aan einde van de investituurstrijd
A
het eindigde in een compromis tussen keizer en paus
B
De paus bleef de belangrijkste machtshebber
C
De keizer mocht geen bisschoppen meer benoemen
Slide 19 - Quizvraag
De kruistochten begonnen in welke eeuw?
A
de 10e
B
de 11e
C
de 12e
D
de 13e
Slide 20 - Quizvraag
Alle kruistochten richtten zich op het heroveren van Palestina
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quizvraag
Doordat de steden belastingen moesten betalen kreeg de vorst meer geld om ambtenaren aan te nemen
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
Centralisatie is dat men een land vanuit 1 punt gaat besturen
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
Waarom zorgde de opbloei van de steden voor centralisatie van de macht van de vorst
A
De vorst werd steeds rijker
B
De vorst kon ambtenaren betalen
C
De leenmannen werden zelf ook vorst
D
Geen van de drie antwoorden
Slide 24 - Quizvraag
Monniken vonden de teksten uit de oudheid niet goed, omdat
A
In de oudheid de mens centraal stond
B
Het christendom nog niet bestond
C
In de oudheid men leefde voor het leven na de dood
D
De teksten niet in leesbaar Latijn waren geschreven
Slide 25 - Quizvraag
Waarom verloor de adel veel macht dankzij de centralisatie
A
De vorsten hadden ze niet meer nodig
B
De adel was niet geschoold
C
De ambtenaren waren trouwer aan de vorst
D
alle antwoorden zijn juist
