In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
herhalen tijdvakken 1 tm 5
Slide 1 - Tekstslide
Wat is geen KA bij tijdvak 1?
A
de levenswijze van jagers-verzamelaars
B
het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
C
het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
D
de ontwikkeling van Egypte tot staat
Slide 2 - Quizvraag
De basis van veel koningschappen in de Griekse wereld lag in Tijdvak 1. Waarom?
A
Bezit en rijkdom
B
Organisatie van het irrigatiesysteem
C
Stamleidersschap
Slide 3 - Quizvraag
Bij welk tijdvak hoort het kenmerkende aspect "Het ontstaan en de verspreiding van de Islam"?
A
Tijdvak 1
B
Tijdvak 2
C
Tijdvak 3
D
Tijdvak 4
Slide 4 - Quizvraag
Kies steeds het juiste woord -- In het tijdvak 'Steden & Staten':
1. kreeg de Duitse vorst zijn leenmannen meer / minder onder controle. 2. kreeg de Franse vorst zijn leenmannen meer / minder onder controle. 3. kreeg de Engelse vorst zijn leenmannen meer / minder onder controle. 4. kreeg de Bourgondische hertog meer / minder gewesten onder controle
A
1. minder, 2. meer, 3. meer, 4. meer
B
1. meer, 2. meer, 3. meer, 4. meer
C
1. minder, 2. minder, 3. meer, 4. meer
D
1. minder, 2. meer, 3. minder, 4. minder
Slide 5 - Quizvraag
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
A
Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines
B
Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers
C
Tijdvak 10: Tijd van Televisie en Computer
D
Tijdvak 1: Tijd van Jagers en Boeren
Slide 6 - Quizvraag
Wat kon je het beste zijn in het hofstelsel?
A
Horige
B
Lijfeigene
C
Vrije boer
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 8 - Quizvraag
Wat doet een humanist?
A
Ontplooit al zijn/haar talenten
B
Maakt kunst zoals de Grieken en Romeinen.
C
Goede werken (liefdadigheid)
D
Analyseert Griekse en Romeinse teksten
Slide 9 - Quizvraag
Welk KA hoort niet in Tijdvak 5 (tijd van ontdekkers en hervormers)?
A
Het begin van de overzeese expansie
B
De wetenschappelijke revolutie
C
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
D
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in west-Europa tot gevolg heeft
Slide 10 - Quizvraag
Renaissance
Expansie
Reformatie
Nederlandse Opstand
Slide 11 - Sleepvraag
Wie verkozen in de praktijk de bischoppen na het Concordaat van Worms (1122)
A
De leenmannen van de Duitse keizer
B
Hoge Duitse geestelijken van adel
C
De paus en zijn kardinalen
D
De twee pausen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is Renaissance? (tijdvak 5)
A
Italiaans voor middeleeuwen
B
Strijd tussen keizer en paus
C
Bloeiperiode van de kunst
D
Ander woord voor Romeinse tijd
Slide 13 - Quizvraag
Bij welk tijdvak hoort het kenmerkende aspect "De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden"?
A
Tijdvak 2
B
Tijdvak 3
C
Tijdvak 4
D
Tijdvak 5
Slide 14 - Quizvraag
Welk tijdvak is ook wel de late middeleeuwen te noemen?
A
Tijdvak 2 Grieken en Romeinen
B
Tijdvak 3 monniken en ridders
C
Tijdvak 4 steden en staten
D
Tijdvak 5 ontdekkers en hervormers
Slide 15 - Quizvraag
Middeleeuwen
Renaissance
Slide 16 - Sleepvraag
Welke combinatie van filosofen uit de tijd van Grieken en Romeinen is juist?
A
Socrates, Plato, Aristoteles
B
Socrates, Plato, Voltaire
C
Aristoteles, Voltaire, Spinoza
D
Aristoteles, Plato, Machiavelli
Slide 17 - Quizvraag
Renaissance betekent
Renaissance betekent:
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst
Slide 18 - Quizvraag
Zet de tekstwolken in het goede tijdvak
Tijdvak 2 Grieken en Romeinen
Tijdvak 3: Monniken en Ridders
ontstaan christendom
het hofstelsel
handel drijven
geloven in Romeinse goden
de tijd van volksverhuizingen
kloosters in noordwest Europa.
Slide 19 - Sleepvraag
Wat was de aanleiding voor de ontdekkingsreizen? (tijdvak 5)
A
De val van Constantinopel verminderde de toegankelijkheid tot het Aziatische handelsnetwerk
B
de technische vooruitgang bij de bouw en navigatie van schepen
C
de wil om vreemde volken te bekeren tot het christelijke geloof
D
Na eeuwen van lockdown kon je weer reizen.
Slide 20 - Quizvraag
In Heemskerk staat het Huldtoneel. Op deze kunstmatige heuvel werden de Graven van Holland ingehuldigd tot Heer van Kennermerland. Zij werden dan ook tot leenman van de Franse koningen geslagen. Sinds welk tijdvak zullen deze inhuldigingen hebben plaatsgevonden?
A
De tijd van Grieken en Romeinen
B
De tijd van Ridders en Monniken
C
De tijd van Steden en Staten
D
De tijd van Regenten en Vorsten
Slide 21 - Quizvraag
Zet de tekstwolken in het goede tijdvak
Tijdvak 2 Grieken en Romeinen
Tijdvak 3: Monniken en Ridders
ontstaan christendom
het hofstelsel
handel drijven
geloven in Romeinse goden
de tijd van volksverhuizingen
kloosters in noordwest Europa.
Slide 22 - Sleepvraag
In welk tijdvak speelt Asterix en Obelix zich af?
A
Tijd van jagers en verzamelaars
B
Tijd van ontdekkers en hervormers
C
Tijd van de wereldoorlogen
D
Tijd van Grieken en Romeinen
Slide 23 - Quizvraag
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
A
Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines
B
Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers
C
Tijdvak 10: Tijd van Televisie en Computer
D
Tijdvak 1: Tijd van Jagers en Boeren
Slide 24 - Quizvraag
Wat is geen gevolg van de kruistochten?
A
Kruisvaarders staten bleven niet in christelijke handen
B
Een definitieve breuk tussen Westerse en Oosterse kerk
C
Een uitwisseling van kennis tussen Arabieren en Europeanen
D
Blijvend bondgenootschap tussen Franken en Byzantijnen
Slide 25 - Quizvraag
Waar of niet waar: Als de Duitse keizer een bisschop tot leenman benoemt, ondermijnt hij indirect de afspraken van het Concordaat van Worms
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Tijdvak 3
Tijdvak 4
centralisatie
hofstelsel
feodale stelsel
kerstening
gildes
kruistochten
eerste banken
Islam komt op
Karel de Grote
herendiensten
Investituurstrijd
stadsrechten
Slide 27 - Sleepvraag
Het hofstelsel was een ..... systeem
A
politiek
B
cultureel
C
sociaal
D
economisch
Slide 28 - Quizvraag
In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd