Hoofdletters en leestekens 1

Spelling & werkwoordspelling 
BBL1
Hoofdletters & leestekens
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling & werkwoordspelling 
BBL1
Hoofdletters & leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Programma:
Opfrissen kennis hoofdletters + leestekens
Quiz
Maken opdrachten reader Taalverzorging

Slide 2 - Tekstslide

DOEL

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan leestekens correct gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 4 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 5 - Tekstslide

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS
  • Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.
  • De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 6 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Aan het begin van een zin krijg je altijd een hoofdletter.
Een naam van iemand begint altijd met een hoofdletter.
Ook een straatnaam begint met een hoofdletter.
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter
Namen van landen en afleidingen daarvan

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters 
Anna van Rooijen
A.M. van Rooijen
Mevrouw Van Rooijen

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletter - feestdagen
Namen van feestdagen, (religieuze) feesten en gedenkdagen krijgen ook een hoofdletter.

  • Kerstmis                             (kerstboom, kerstbal, etc. NIET met hoofdletters!)
  • Hemelvaartsdag
  • Vaderdag
  • Suikerfeest

Slide 9 - Tekstslide

GEEN hoofdletters:
Dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag
Maanden:   januari, februari, maart, april etc.
Seizoenen:   winter, lente , zomer, herfst
Windstreken: noorden - oosten - zuiden- westen  

(Noord-Brabant - Zuid-Frankrijk => wel hoofdletters)

Slide 10 - Tekstslide

Punt (.)
Een punt gebruik je aan het eind van een zin.

Mijn naam is Ellen. De naam van mijn moeder is Mieke.

Slide 11 - Tekstslide

Vraagteken
  • Na een vraag, komt een vraagteken.

  • Hoe hard mag je hier rijden?

Slide 12 - Tekstslide

Uitroepteken:
Je gebruikt een uitroepteken:
  1. na een bevel. (Hou daar onmiddellijk mee op!)
  2. na een uitroep. (Dat is belachelijk!)

Slide 13 - Tekstslide

Een komma gebruik je bij rustpunten
Wanneer een komma:

• Komma voor een verbindingswoord (zoals, maar, want, nadat, zodat, omdat, etc)
Ik heb geen zin, want ik ben moe.
Ik hou van vlees, maar niet van biefstuk

Geen komma voor ‘en’: ik heb een rat, en een hamster.

• Komma tussen twee werkwoorden:
Wanneer je gaat varen, ga ik mee!

• Komma bij een opsomming: ik heb een pen, potlood, gum en papier.

Slide 14 - Tekstslide

Komma (,)
De komma geeft een leespauze aan.

De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen.
Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.








Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?
Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Na de naam komt dan een komma.

Jeroen, kom je zo?
Kom je zo, Jeroen?
Hey, doe niet zo stom!

Slide 16 - Tekstslide

Dubbele punt (:)
De dubbele punt wordt gebruikt voor een opsomming, citaat of toelichting.

- Neem mee: een tas, een handdoek en een zonnebril.
- Hij zei: 'Hoi!'
- U kunt kiezen uit: vegetarisch of vlees.

Slide 17 - Tekstslide

Citaat (= wat letterlijk gezegd wordt)

Bij een citaat gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens.

Mijn baas zei: "Dat heb je goed opgelost."

Slide 18 - Tekstslide

Even oefenen! 

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens
morgen begint de kermis

Slide 20 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
levi wil je die bak met potloden aangeven

Slide 21 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 22 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 23 - Open vraag

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Juist of onjuist:
nederlandse
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Janneke de Boer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag