Een voorzetselvoorwerp lijkt op een bijwoordelijke bepaling. Er zijn twee verschillen:- Een voorzetsel vormt een vaste combinatie met het werkwoord.
- Het voorzetselvoorwerp begint met een figuurlijk gebruikt voorzetsel.
Ik heb geen zin meer in die soep.
vzv: in is hier figuurlijk gebruikt
Er zit veel vermicelli in die soep.
bwb: in is hier letterlijk gebruikt
Hij abonneert zich op de Donald Duck.
vzv: op is hier figuurlijk gebruikt
Uiteindelijk lag zijn sleutelbos op de Donald Duck die hij zojuist had gelezen.
bwb: op is hier letterlijk gebruikt