Grammatica, p. A : Woorden maken/Morfemen

Wisbordjes
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Wisbordjes

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel woorden staan er in de Dikke Van Dale?

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel woorden heeft de Nederlandse taal echt?

Slide 3 - Tekstslide

Misdaadjournalisten
Hak dit woord nu op een logische manier in tweeën.

Slide 4 - Tekstslide

Misdaad - journalisten
Deel beide delen nog een keer op in tweeën.

Slide 5 - Tekstslide

Planning
Startopdracht (15)
Woorden maken (10)
Aan de slag! (20)
Afsluiten (5)

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Ik weet wat morfemen zijn.
2. Ik kan bepalen uit welke morfemen een woord bestaat en of een morfeem vrij of gebonden is.


Slide 7 - Tekstslide

Woorden maken
Kleinste eenheid van een taal met een zelfstandige betekenis en/of grammaticale functie = morfemen (bouwstenen)

- kan een heel woord zijn
- kan een deel van het woord zijn

huis           huis-deur         huis-deur-tje    
zang          zang-er             zang-er-es

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een lettergreep en een morfeem?
morfeem --> gerelateerd aan de betekenis en structuur van een woord

lettergreep --> gerelateerd aan de uitspraak van een woord

voorbeeld:
hondenhok
3 lettergrepen = hon-den-hok
3 morfemen = hond-en-hok

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Gelede woorden
Woorden die uit meerdere morfemen bestaan.
Plantenbak

Vrijwel altijd ligt de hoofdbetekenis in het rechterdeel van het woord. Het linkerdeel geeft een nadere aanduiding.

Slide 11 - Tekstslide

2 categorieën morfemen 
vrije morfemen: een morfeem dat in zijn eentje een woord vormt en niet opgesplitst kan worden (boek: lexicale elementen)
Zang, plant, vogelspin

gebonden morfemen: een morfeem dat niet zelf kan functioneren en alleen voorkomt in combinatie met andere morfemen (boek: niet-lexicale elementen)
-er, -je,                                                                                      --> zanger, plantje

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel morfemen?
1. huisdier
2. leerkracht
3. onverwacht
4. onverwachte
5. ballonvaarders

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
1. huis- dier (2)
2. leer- kracht (2)
3. onverwacht (3)
4. onverwachte (4)
5. ballonvaarders (3)

Slide 14 - Tekstslide

Welke woorden zijn vrije morfemen en welke bevatten een gebonden morfeem?
vrij morfeem
gebonden morfeem
boog
boogschutter
soldaat
soldaten
gebeurtenis
piloot
seconden
voetbal
honkbalpet
schrijven

Slide 15 - Sleepvraag

Uit hoeveel morfemen bestaat het woord 'bladblazertjes'?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 16 - Quizvraag

Uit hoeveel morfemen bestaat het woord 'contactadvertenties'
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
Wat? Maak oefening 4 t/m 8 op blz. 120.
Hoe? Oefenboek, handboek en antwoorden in schrift.
Tijd? 20 minuten
Hulp? Zachtjes overleggen
Klaar? Maken opdr. 9

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel morfemen tellen de volgende woorden?

Schrijf de morfemen op en vermeld erbij of het een vrij of gebonden morfeem is.

ongrijpbaar
luguber
emmertje
bureaustoel
onweer
rondleiding
wandelaars
examenperiode
gewandeld

Slide 19 - Tekstslide

Klaar?

Antwoorden staan op de volgende slide

Slide 20 - Tekstslide

ongrijpbaar
on – gebonden (circumfix)
grijp - vrij
baar – gebonden (circumfix)
luguber
luguber - vrij
emmertje
emmer - vrij
tje – gebonden (suffix)
bureaustoel
bureau – vrij
stoel – vrij




ongrijpbaar
on – gebonden (circumfix)
grijp - vrij
baar – gebonden (circumfix)

luguber
luguber - vrij

emmertje
emmer - vrij
tje – gebonden (suffix)

bureaustoel
bureau – vrij
stoel – vrij

onweer
on - gebonden (prefix)
weer - vrij




rondleiding
rond – vrij
leid – vrij
ing – gebonden (suffix)

wandelaars
wandel – vrij
aar – gebonden (suffix)
s – gebonden (suffix)

examenperiode
examen – vrij
periode – vrij

gewandeld
ge – gebonden (circumfix)
wandel – vrij
d – gebonden (circumfix)



Slide 21 - Tekstslide