tijd quiz

De tijd
Zometeen krijgen jullie een korte quiz over de tijd. Je hebt voor iedere vraag steeds tien seconden om een antwoord te bepalen. Overleg goed (en stil!) met je groepje.

Succes!!!!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De tijd
Zometeen krijgen jullie een korte quiz over de tijd. Je hebt voor iedere vraag steeds tien seconden om een antwoord te bepalen. Overleg goed (en stil!) met je groepje.

Succes!!!!

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel seconden zitten er in 1 uur?
A
24000
B
3600
C
30000
D
1600

Slide 2 - Quizvraag

1 uur = 60 minuten = 3600 seconden (60 x 60)

Slide 3 - Tekstslide

Drie kwartier is evenveel als:
A
30 minuten
B
60 minuten
C
Anderhalf uur
D
45 minuten

Slide 4 - Quizvraag

15 minuten = 1 kwartier

30 minuten = 2 kwartier = 1/2 uur

45 minuten = 3 kwartier

Slide 5 - Tekstslide

Een voetbalwedstrijd duurt 90 minuten. Dit is evenveel als:
A
1,30 uur
B
0,90 uur
C
Anderhalf uur
D
1,2 uur

Slide 6 - Quizvraag

90 minuten = 60 minuten (1 uur) 
+ 30 minuten (half uur)

Slide 7 - Tekstslide

Een dag heeft 24 uur. Hoeveel minuten is dat?
A
1560
B
9000
C
1440
D
1200

Slide 8 - Quizvraag

1 dag = 24 uur = 24 x 60 = 1440 minuten

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een etmaal?
A
Een week
B
Een dag
C
Een kwartaal
D
Een maand

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
60 minuten - 7 dagen - 24 uur - 12 maanden
B
7 dagen - 60 minuten - 12 maanden - 24 uur
C
24 uur - 7 dagen - 60 minuten - 12 maanden
D
60 minuten - 24 uur - 7 dagen - 12 maanden

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist:
A
Een uur heeft 2400 seconden
B
Een maand heeft 5 weken
C
Een jaar heeft 12 maanden
D
Een week heeft 5 dagen

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel dagen heeft een jaar?
A
360
B
367
C
365
D
364

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een schrikkeljaar?
A
Een jaar dat 1 dag meer heeft
B
Een jaar dat 1 dag minder heeft
C
Een jaar dat een extra week heeft
D
Een jaar dat eens in de 5 jaar voorkomt

Slide 14 - Quizvraag

Om de vier jaar heeft februari een extra dag (29 februari)

Slide 15 - Tekstslide

Wat is juist?

Een jaar heeft:
A
50 weken = 360 dagen
B
52 weken = 365 dagen
C
12 maanden = 360 dagen
D
12 maanden = 368 dagen

Slide 16 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
A
Maart heeft 30 dagen
B
Augustus heeft 31 dagen
C
April heeft 28 dagen
D
Juni heeft 31 dagen

Slide 17 - Quizvraag

Een handig ezelsbruggetje!

Slide 18 - Tekstslide

Een jaar heeft 4 kwartalen.
Uit hoeveel maanden
bestaat 1 kwartaal?
A
4
B
6
C
5
D
3

Slide 19 - Quizvraag

4 kwartalen
1 kwart van 12 maanden = 3

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel weken heeft een kwartaal?
A
13
B
12
C
10
D
14

Slide 21 - Quizvraag

Welke maanden vallen in
het tweede kwartaal?
A
maart, april, mei
B
mei, juni, juli
C
april, mei, juni
D
februari, maart, april

Slide 22 - Quizvraag