KB3D, raportage, H1, 10/10

Welkom KB3D!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom KB3D!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Uitleg reportage
- Voorbeeld reportage
- Aan de slag!



Slide 2 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 





Slide 3 - Tekstslide

Onbekende woorden
Soms lees je een woord en dan weet je de betekenis niet. Soms kun je alsnog de betekenis van een woord achterhalen.  

Je gebruikt dan een woordraadstrategie

Ik ga je vijf woordraadstrategieën leren. 

Slide 4 - Tekstslide

Onbekende woorden
1. Een synoniem zoeken.

Een synoniem is een ander woord met de dezelfde betekenis. (trottoir - stoep) 

Hoe doe je dat?
Kijk in dezelfde zin of in de zinnen erom heen of er een synoniem staat. 

Slide 5 - Tekstslide

Onbekende woorden
2. Een omschrijving zoeken

Soms wordt het woord in de tekst al uitgelegd. Bij een omschrijving worden meerdere woorden gebruikt, bij een synoniem maar één. 

Hoe doe je dat?
Omschrijvingen staan vaak tussen haakjes of tussen komma's in dezelfde zin of de zin ervoor of erna. 

Slide 6 - Tekstslide

Onbekende woorden
3. Een voorbeeld zoeken
Soms kun je moeilijke woorden begrijpen omdat er voorbeelden bij het woord worden genoemd. (Yoesra verzamelt haar tekengerei (potloden, wasco en stiften) om verder te werken aan haar kunstwerk. )

Hoe doe je dat?
Voorbeelden staan vaak na woorden zoals als, bijvoorbeeld. Of voorbeelden staan vaak na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma's. 

Slide 7 - Tekstslide

Onbekende woorden
4. Een tegenstelling zoeken
Soms kun je moeilijke woorden begrijpen omdat er een tegenstelling bij het woord worden genoemd. (Lieke is vrij ingetogen, terwijl haar broertje juist erg uitbundig is.)

Hoe doe je dat?
Kijk naar de zin ervoor of erna. 

Slide 8 - Tekstslide

Onbekende woorden
5. Ga op zoek naar een bekend woorddeel
Soms herken je het woord niet, maar wel een deel van een woord. Bijvoorbeeld: on- (niet), her- (opnieuw), -loos (zonder). Hierdoor weet je beter wat het woord betekent. (Koeien zijn van nature herkauwers.) 

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1 t/m 7 (blz. 24 - 27)
Hoe? We beginnen in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Dit is huiswerk voor donderdag. De volgende les heb je geen tijd om aan de opdrachten te werken. 
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Een overtuigende tekst schrijven
1. Verdeel de tekst in in een inleiding, middenstuk en slot
2. Vertel in de inleiding wat het onderwerp is en geef daarover je mening. (Ik vind.... Ik denk... Volgens mij.... Ik ben van mening...)
3. In het middenstuk zeg je argumenten. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea. Je kunt een argument duidelijker maken door een voorbeeld of uitleg te geven.
4. In het slot schrijf je je conclusie. Vaak herhaal je in de conclusie kort je mening en je argumenten. 

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg eindopdracht

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk zelf een argument de mening: 'Paprika is een overbodige groente.'

Slide 13 - Open vraag

Bedenk zelf een argument bij de mening: 'Sociale media moet voor kinderen onder de 12 jaar verboden worden.'

Slide 14 - Open vraag

Lezen H1
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken

- Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot
- Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
- De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. 
- Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.

Slide 15 - Tekstslide

Lezen H1
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten.
Die ene zin noem je de hoofdgedachte

Om die zin te vinden, stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.





Slide 16 - Tekstslide

Lezen H1
Zo vind je de hoofdgedachte:
1. Bepaal het onderwerp van de tekst.
2. Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.




Slide 17 - Tekstslide

Tekstdoel en publiek 

Slide 18 - Tekstslide

Samen aan de slag!
Opdracht 4 (blz. 16) 

We maken de opdracht gedeeltelijk samen. Op deze manier leer je van elkaar. Daarbij komt dat wanneer je de tekst leest en hoort, je het vaak beter begrijpt. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 

Waar denken jullie dat dit boek over zal gaan?




Slide 20 - Tekstslide

  Pauze! 

Slide 21 - Tekstslide

Samen maken!
Opdracht 3 (blz. 14-15) 

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat! 

We maken vraag 2 t/m 8


Slide 22 - Tekstslide

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk
Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek




Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide