In
korte antwoorden herhaal je het
(hulp)werkwoord dat vooraan in de vraag staat en het
onderwerp van de vraag.
- Is het onderwerp 'you'? Dan antwoord je met 'I' of 'we'.
- Is het onderwerp een naam of een ding? Vervang dit dan door een persoonlijk voornaamwoord (he / she / it / we / they / you).
Voorbeelden:
Are you hungry? Yes, I am / No, I'm not
Have they read this book? Yes, they have / No, they haven't
Can your mum pick us up? Yes, she can / No, she can't
Does the shop open before 9am? Yes, it does / No, it doesn't