voorzetselslanden+wwopREhavo2

H2B le 27 mai
Lesdoel: de voorzetsels bij landen en steden

1. Vorige les: wat weet ik nog van de regelmatige werkwoorden  op -RE?
2. De voorzetsels bij landen en steden: uitleg
3. Opdrachten
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2B le 27 mai
Lesdoel: de voorzetsels bij landen en steden

1. Vorige les: wat weet ik nog van de regelmatige werkwoorden  op -RE?
2. De voorzetsels bij landen en steden: uitleg
3. Opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Quel temps fait- il aujourd'hui ?

Slide 2 - Open vraag

Van welk werkwoord zijn dit de uitgangen?
-s | -s | - | -ons | -ez | -ent
A
entendre
B
parler
C
finir
D
vouloir

Slide 3 - Quizvraag

Hoe vertaal je: horen?
A
attendre
B
vendre
C
entendre
D
rendre

Slide 4 - Quizvraag

wat is correct?
Zij antwoordt : elle ...............
A
réponds
B
répond
C
répondent

Slide 5 - Quizvraag

nous vendons la voiture
zet deze zin in de passé composé

Slide 6 - Open vraag

Deel 1
De tegenwoordige tijd van de werkwoorden op -re.

Slide 7 - Tekstslide

Le verbe régulier en -re
Présent   (t.t.):

1. Stam van het werkwoord [ -re eraf]
2. Zet de juiste uitgang er achter
voorbeeld:
attendre = wachten  
of vendre, rendre, entendre, perdre

Les notes:

Slide 8 - Tekstslide

verbes RE, leer de betekenis
  • répondre = antwoorden                    perdre = verliezen
  • entendre = horen                                 vendre = verkopen
  • rendre = teruggeven                          attendre = wachten

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Lijst landen te leren f-n en n-f
l'Angleterre
l'Allemagne
la Belgique
l'Espagne
la France
la Grèce
l'Italie
la Hollande
la Pologne
la Suède
la Suisse
le Danemark
le Luxembourg
le Maroc
le Portugal 
le Canada
les Pays-Bas
les États-unis

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetsels bij landen en steden/dorpen

Slide 12 - Tekstslide

les pays = de landen
Voor de meeste landen komt in het Frans een lidwoord voor. Sommige landen zijn :
1. mannelijk: vb le Danemark, le Maroc , le Portugal, le Maroc, le Canada
2. vrouwelijk:vb  la France, la Suède, la Belgique, la Hollande
3. meervoud: vb les  Pays-Bas, les Etats-Unis

Je herkent dat het een vrouwelijk land omdat het eindigt met een -e
 als het meervoud is eindigt het met een -s  (er zijn enkele uitzonderingen)

Slide 13 - Tekstslide

voorzetsels bij steden/landen
vertaling van in/naar
-Marc habite à Bruxelles.
-J'ai été en France.
-Tu vas aux Etats-Unis?
-Non, je vais au Portugal.

Slide 14 - Tekstslide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Hardinxveld

Slide 15 - Tekstslide

Continents
Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:
        En Afrique  En Asie
        En Europe  En Amérique
        En Océanie
        

Slide 16 - Tekstslide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 17 - Tekstslide

Pays 
  • 'En
  • Féminin (vrouwelijk)
  • Eindigen op een 'e'
    (en Espagne) (en France)

Slide 18 - Tekstslide

Pays
  • 'au'
  • Masculin (mannelijk)
  • Eindigt niet op een e 
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Slide 19 - Tekstslide

Pays
  • Aux
  • Pluriel (meervoud)

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 20 - Tekstslide

Résumé
À =  dorp en steden
En = continenten en vr. landen
Au = mannelijke landen
Aux = Landen meervoud

Slide 21 - Tekstslide

Noa habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 22 - Quizvraag

Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 23 - Quizvraag

je vais demain.......Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 24 - Quizvraag

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 25 - Quizvraag

Tu habites......Lille
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 26 - Quizvraag

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 27 - Sleepvraag

Voorzetsels landen, steden
Nederlands: in / naar
Frans:       à -     bij steden en dorpen
                    au-   bij mannelijke landen (le)
                    en -  bij vrouwelijke landen (la) + continenten    (-e)                              aux- bij landen in meervoud (les)

Slide 28 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu as appris ?
Tu as une question?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

devoirs
corriger 20, 21, 22, 
27 D + E,
32 b, c, d + 33 + 34.

pour lundi: leren: blok B woordjes en zinnetjes blz 42/43 wb
blok C tekstboek blz 64. + oefening 13 + 14 werkboek
blok D tekstboek blz63.


Slide 31 - Tekstslide