Nederlands periode 2 3PW2 - Les 2

Nederlands schrijven
doelgroep bepalen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands schrijven
doelgroep bepalen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Doelen van deze les bespreken
  • Kennistest, wat weet je nog?
  • Theorie deze les

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
  • Je weet wat er met een doelgroep wordt bedoeld.
  •  Je weet hoe je rekening kan houden met de voorkennis van een doelgroep.
  • Je weet uit welke drie fasen het schrijfproces bestaat.

Slide 3 - Tekstslide

Even herhalen
Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Formele taal is .....
A
Spreektaal
B
Schreeuwen
C
Zakelijk
D
Zonder woorden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het hier het
schrijfdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer gebruik je
informeel taalgebruik?

Slide 7 - Woordweb

Doelgroep - wat is dat?
  • Groep mensen voor wie je schrijft.
  • Goed beeld krijgen van de doelgroep.
  • Onderzoeken - wat weet de doelgroep al? (voorkennis)
  • Inleven en taalgebruik op afstemmen.
  • Tekst wordt doelgerichter en duidelijker.

Slide 8 - Tekstslide

Kinderen
Pubers
Mannen
Ouderen
Vrouwen
Zakenmensen

Slide 9 - Tekstslide

Bekijk deze
afbeelding
goed....
timer
0:10

Slide 10 - Tekstslide

Voor welke doelgroep is de
advertentie geschreven?
A
Kinderen
B
Ouders
C
Docenten
D
Medewerkers

Slide 11 - Quizvraag

Drie fasen van het schrijfproces
Als je een tekst gaat schrijven, begin je niet meteen met het schrijven van hele alinea’s en tekstdelen. Je bereidt de tekst eerst stap voor stap voor. Daarna schrijf je pas de tekst.

Het schrijfproces bestaat uit drie fasen:
  • voorbereiden 
  • uitvoeren 
  • controleren 

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan schrijven – Voorbereiden (1)
De eerste fase van het schrijfproces, het voorbereiden, begint met het vaststellen van het schrijfdoel, de doelgroep en het onderwerp en de deelvragen van je tekst. 

Bij een overtuigende tekst bedenk je ook wat je standpunt en argumenten zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken:
 Blz  71 t/m 73, opdracht 10 en 11
Blz.  75 t/m 77, opdracht 12 en 13


Slide 14 - Tekstslide