5.4

Welkom
2 MAVO/HAVO

Hoofdstuk 5
Wat levert het op?

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
2 MAVO/HAVO

Hoofdstuk 5
Wat levert het op?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Herhaling
  • Intro opdracht
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is BTW?
BTW staat voor Belasting Toegevoegde Waarde en is een belasting die wordt geheven op de verkoop van goederen en diensten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte belasting
BTW is een voorbeeld van een indirecte belasting, wat betekent dat het wordt betaald door de eindgebruiker en niet direct door de producent.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe / Indirecte belasting

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitrekenen van consumentenprijs
De consumentenprijs is de prijs die de consument betaalt voor een product of dienst. Om de consumentenprijs te berekenen, moet je de verkoopprijs van het product of de dienst plus de BTW berekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inclusief en exclusief BTW
Er zijn twee soorten prijzen: prijzen inclusief BTW en prijzen exclusief BTW. 

Een prijs inclusief BTW is de prijs die de consument betaalt, terwijl een prijs exclusief BTW de prijs is zonder de belasting.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitrekenen van BTW
Om de BTW te berekenen, vermenigvuldig je de inkoopprijs met het BTW-tarief. Bijvoorbeeld, als het BTW-tarief 21% is en de inkoopprijs €100 is, dan is de BTW €21.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De inkoopprijs 
is de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een scooterdealer verkoopt een scooter voor € 2.300 en verkoopt deze voor € 2.890
Inkoopprijs                                  € 2.300
Brutowinstopslag +                €     590 +
Verkoopprijs                               € 2.890

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omzet, brutowinst en nettowinst

Slide 11 - Tekstslide

Als je met je bedrijf goederen verkoopt, levert dat geld op. Het totaalbedrag dat je door de verkoop ontvangt, is je omzet.
OMZET= afzet x verkoopprijs
(afzet: hoeveelheid verkochte producten)

Een deel daarvan gebruik je om de inkoop van de goederen te betalen: inkoopwaarde van de omzet.

Omzet- inkoopwaarde= brutowinst.
Brutowinst-bedrijfskstn= nettoresultaat.
Omzet - brutowinst - nettoresultaat
Voorbeeld:

Omzet
€ 960.000 
Inkoopwaarde
€ 525.000
Brutowinst
€ 435.000
Bedrijfskosten
€ 265.000
Nettoresultaat
€ 170.000 = winst

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan het werk
Maak van paragraaf 5.4 opdracht 53 tot en met 61

Klaar? Verder met de rekenopgaven

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies