In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Thema 8: Burgers en stoommachines
19e eeuw 1800-1900
Slide 1 - Tekstslide
Regels
Bij binnenkomst ga je zitten en pak je je spullen.
Je laptop laat je dicht op tafel liggen.
Als je wat wilt vragen steek jij je vinger op
Als de docent praat zijn de leerlingen stil
Je behandeld een ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Dat betekent met fatsoen en respect.
Slide 2 - Tekstslide
Aantekeningen
Zie je dit potloodje? Dan neem je de dikgedrukte en onderstreepte zin over in je schrift.
Te weinig tijd? De les wordt met je gedeelt, kan je tijdens zelfstandig werken verder met overnemen.
Slide 3 - Tekstslide
Deze les
De industriële revolutie & arbeidersleven
Leer je hoe de industriële revolutie is onstaan
Leer je welke sociale verhoudingen er waren.
Weet je hoe het leven van een arbeider uit de 19e eeuw eruit zag
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoel van de week
Je beschrijft en geeft voorbeelden van historische gebeurtenissen die te maken hebben met de Industriële Revolutie.
Je beschrijft de veranderende leef- en werkomstandighedenin de industriële revolutie en vergelijkt dat met de leef- en werkomstandigheden van nu.
Beschrijven kan op meerdere manieren:
- Tekst schrijven waarin je de belangrijkste momenten verwerkt.
- Opsomming maken van gebeurtenissen.
- Je maakt een tijdlijn.
- Je maakt een tekening waarin je enkele gebeurtenissen afbeeld.
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoel van de week
Je vergelijkt historische gebeurtenissen en legt uit welke invloed de gebeurtenissen hebben gespeeld bij de Industriële Revolutie.
Je vergelijkt historische gebeurtenissen en legt uit welke invloed ze hebben gespeeld bij veranderendeleefomstandigheden in de Industriële Revolutie; - veranderende arbeidsomstandigheden in de Industriële Revolutie.
Vergelijken kan op meerdere manieren:
- Vergelijk het thema met een ander thema.
- Vergelijk het thema met het heden.
- Stel vast bij je vegelijking of het om continuiteit gaat of om verandering.
Veranderingen kunnen op meerdere vlakken plaats vinden.
Veranderingen:
- Politieke (bestuur), culturele (geloof), economische (handel) en sociale (samenleving) veranderingen:
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoel van de week
Je kan historische gebeurtenissen vergelijken
Je kan onderscheid maken in verschillende soorten veranderingen
Slide 7 - Tekstslide
Historische vaardigheden
Verandering
Vooruitgang: Als iets beter wordt.
Een periode waarin het goed gaat met een land of volk, noem je een periode van bloei.
Crisis: Als iets heel slecht gaat. In het nieuws hoor je vaak mensen praten over een economische/corona crisis
Slide 8 - Tekstslide
Historische vaardigheden
Continuïteit en verandering
Continuïteit: Als er géén verandering is, maar iets juist hetzelfde blijft
Discontinuïteit/verandering: Als er verandering is, als iets anders gaat.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Pre-industriële revolutie
Voor de industriële revolutie werden er producten gemaakt met de hand.
(huis)nijverheid: productiewerkzaamheden die in het eigen huis worden uitgevoerd, soms door een persoon, maar soms ook door het gehele gezin in opdracht van een ondernemer.
Slide 11 - Tekstslide
De industriële revolutie
De industriële revolutie begon in Engeland al in de tweede helft van de 18e eeuw (rond 1750). De rest van Europa volgde in de 19e eeuw.
Oorzaken:
Wetenschappelijk denken en Verlichting.
Vernieuwing in plaats van traditie.
Uitvindingen in landbouw, mijnbouw & nijverheid
Bijv. De schietspoel en de Spinning Jenny, een snelle weefmachine.
Later ook stoommachines.
Slide 12 - Tekstslide
Historische vaardigheden
Verandering
Verandering: Iets dat anders is geworden.
Je hebt kleine en grote, snelle en langzame veranderingen.
Het ligt aan hoe lang en hoe groot de verandering is.
Als er géén verandering is, maar iets juist hetzelfde blijft, dan noem je dat continuïteit.
Slide 13 - Tekstslide
De industriële revolutie
De schietspoel en de Spinning Jenny waren twee uitvindingen die zorgen voor een grote productietoename in de textielnijverheid.
Slide 14 - Tekstslide
De industriële revolutie
Waar men eerst afhankelijk was van menselijke (thuiswerkers, slaven) en natuurlijke factoren bij handarbeid, windkracht en waterkracht, kon er nu gerekend worden op de stoomkracht.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Fabrieken
Productie ligt veel hoger in fabrieken met machines dan bij handmatig produceren in werkplaatsen.
De fabrieken namen de productie over.
Slide 17 - Tekstslide
De industriële revolutie
De mensen trokken van het platteland naar de fabrieken om als arbeider in de fabriek te werken. Dit heet Urbanisatie.
Gevolgen:
Industriële samenleving: is een samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt en veel mensen in steden wonen
Ontstaan van industriesteden.
Van (huis)nijverheid industrie.
Slide 18 - Tekstslide
De industriële revolutie
De hoge productie van de nieuwe fabrieken was erg winstgevend voor de eigenaren van de fabrieken en zorgde voor een grote rijkdom bij deze kapitalisten: aanhangers van kapitalisme, fabriekseigenaren.
Kapitalisme: Vorm van produceren in die is gericht op het behalen van een zo hoog mogelijke winst. Bedrijven zijn in het bezit van mensen en niet van een land.
Slide 19 - Tekstslide
Arbeidersleven
Het leven als arbeider was zwaar: niet alleen maakten arbeiders lange dagen, ze hadden ook nog eens lage lonen. Doordat de lonen zo laag waren, moesten meestal ook de vrouwen en kinderen aan het werk in de fabriek.
Lange dagen
Lage loon
Hoge temperaturen
Veel lawaai
Slide 20 - Tekstslide
Arbeidersleven
De arbeiders woonden dicht bij de fabrieken in krottenwijken, in de rook van de fabrieken, en het werk dat ze deden was vaak erg onveilig.
Slide 21 - Tekstslide
Arbeidersleven
De kans dat je een ledemaat (handen en benen) kwijt raakt was erg groot. Het lawaai zorgde ervoor dat mensen met gebarentaal met elkaar gingen praten. Verder werden in de woonwijken poep en plas gewoon op straat gegooid, er was nog geen riool.
Gevolg:
Onhygiënische leefomstandigheden
Veel ziektes waar mensen aan dood gingen.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Kijk tip!
Als je het fijn vindt om naast het leren ook beeldmateriaal te hebben dan raad ik je deze documentaire aan:
Standplaatsgebondenheid:Het denken en doen van iemand wordt bepaald door de tijd, omgeving en omstandigheden waarin hij leeft.
Je moet proberen die persoon te begrijpen, maar je hoeft het niet met die persoon eens te zijn.
Slide 25 - Tekstslide
Historische vaardigheden
Standplaatsgebondenheid
Je inleven in een persoon in het verleden is heel ingewikkeld. Standplaatsgebondenheid bepaalt namelijk ook wat jij doet en denkt.
Ga maar na: Als jij was opgegroeid in een andere tijd, in een ander land, in een andere plaats, bij een ander gezin of met andere vrienden, dan had je misschien ook anders over dingen gedacht dan je nu doet.
Slide 26 - Tekstslide
Opdrachten van de week
Maak de werkdoelen bij:
De industriële revolutie
Arbeidersleven
Beantwoorde criteria in je schrift
(verschillend per kleur)
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Aan de slag!
Ga naar de learning portal en maak de opdrachten. Daarna beantwoord de criteria die hoort bij het leerdoel in je schrift
se se Je mag zachtjes samenwerken. Je maakt wel je eigen werk. Hierbij mag je muziek luisteren.
Als je klaar bent, dan laat je je werk zien voor feedback.