Noem het te betalen bedrag.
Bijvoorbeeld: €15,20
Ontvang het bedrag van de klant.
Bijvoorbeeld: een briefje van €20,-
Reken het verschil uit.
In dit geval €4,80
Pak een zo klein mogelijke hoeveelheid munt- en briefgeld uit de kassa.
Bij €4,80 zijn dat twee munten van €2, een munt van €0,50, een munt van €0,20 en een munt van €0,10.
Tel vanaf het te betalen bedrag door naar het betaalde bedrag. In dit geval zeg je het volgende:
“Met tien cent wordt dat €15,30, met twintig cent wordt het €15,50, met vijftig cent wordt het €16, met twee maakt €18 en met nogmaals twee wordt het €20.