Hoofdstuk 6 herhalen

Hoofdstuk 6 herhalen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overheden
Het Rijk 
Centrale overheid

De provincie
-indeling grondgebied
-infrastructuur (fietspaden)
Waterschap
Beheren het water in hun gebied
Gemeente
Op kleine schaal zorgen voor en uitvoeren van oa onderwijs, veiligheid etc
Lagere overheden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accijns en subsidie
Wil de overheid iets afremmen?


Wil de overheid iets stimuleren?
Accijns
Subsidie
Je betaald €
Je krijgt €

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subsidie of accijns?
Wordt het daardoor duurder of goedkoper?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve goederen en diensten
Als je niet betaald kan je niet uitgesloten worden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Voorbeelden collectieve goederen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Particuliere sector en collectieve sector.

- De particuliere sector wil graag winst behalen en behoort niet tot de overheid.
- De collectieve sector behoort tot de overheid en hoeven geen winst te behalen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve en particuliere sector

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal minimum
In Nederland krijgt iedereen het sociaal minimum. 
Dit is het geldbedrag wat je minimaal moet hebben om te leven.

Als je onder het sociaal minimum zit, dan wordt het aangevuld met een bijstandsuitkering.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andre is 29 en alleenstaand. Hij kan  niet volledig werken. Hij verdient € 720 per maand als magazijnmedewerker.

Bereken hoeveel Andre aan uitkering ontvangt, om op het  sociaal minimum te komen.
 
Leefsituatie
Bedrag per week
Gehuwd/samenwonend
€ 354,20
Alleenstaand
€ 284,30

Slide 10 - Tekstslide

Uitwerking
1) Bereken eerst hoeveel zij per jaar ontvangen.
Stap 1: €387,30 x 52 weken = €20.139,60 sociaal minimum per jaar
Stap 2: € €20.139,60/ 100 x 15 = €3.020,94 (bovenop het sociaal minimum)
Stap 3: €20.139,60 +  €3.020,94 = €23.160,54 (verdienen zij per jaar)

2) Bereken hoeveel zij per maand ontvangen
 €23.160,54/12 = €1.930,05 (maandelijks inkomen)



Andre is 29 en alleenstaand. Hij kan  niet volledig werken. Hij verdient € 720 per maand als magazijnmedewerker.

Bereken hoeveel Andre aan uitkering ontvangt, om op het  sociaal minimum te komen.
 
Leefsituatie
Bedrag per week
Gehuwd/samenwonend
€ 354,20
Alleenstaand
€ 284,30
Sociaal minimum: € 284,30 x 52 : 12 = € 1.231,97
Aanvullende uitkering: € 1.231,97 - € 720 = € 511,97 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzorgingsstaat
Een land als Nederland dat veel geld uitgeeft aan uitkeringen, gezondheidszorg, woningbouw en onderwijs heet een verzorgingsstaat.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. 
  • Volksverzekering is voor alle inwoners van Nederland. Voorbeelden: AOW.

  • Werknemersverzekering is voor alle werkende Nederlanders. Voorbeelden: WW & WIA

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van een werknemersverzekering  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaalt met belastinggeld.

Bekende voorbeelden zijn de kinderbijslag en de bijstand.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomsten van een gemeente
Een gemeente ontvangt op verschillende manieren geld:

  • van het Rijk
  • onroerendezaakbelasting (ozb). Een belasting die                                                                           huiseigenaren jaarlijks betalen
  • afvalstoffenheffing 
  • geld van burgers voor nieuw paspoort of bromfietscertificaat


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekensom
1 a. De gemeente Bladel rekent voor toeristenbelasting € 1,25 per nacht per persoon.
Bereken het totaal aantal overnachtingen dat toeristen in gemeente Bladel maakten.
 € 1140000 ÷ € 1,25 = 912.000 overnachtingen
1b. De gemeente Bladel heeft 8.500 huishoudens.  Bereken de gemiddelde afvalstofheffing per huishouden. € 1.258.000  ÷  8.500 = € 148 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe- en indirecte belastingen
Directe belastingen betaal je rechtstreeks aan de overheid
  • loonbelasting
  • Winstbelasting (bedrijven)


Indirecte belastingen (kostprijsverhogende belastingen)
Deze betaal je via de winkelier --> winkelier draagt deze belasting aan overheid af
  • accijns
  • btw
                          













Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet-belastingontvangsten
  • Alle inkomsten van de overheid die niet via de belasting binnenkomen heten niet-belastingontvangsten: 
  • Aardgaasbaten -> verkoop van aardgas
  • Winst uit staatsbedrijven -> KLM, NS
  • Boetes -> fout parkeren 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Miljoenennota
De miljoenennota is de toelichting op de rijksbegroting. Daarin legt de regering uit waarom zij bepaalde keuzes maakt. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra geld voor het onderwijs
Voor het jaar 2025 wilt de overheid extra investeren in het onderwijs. Het eerste jaar krijgen 5.400 basisscholen ongeveer € 160.000 per school. De 550 middelbare scholen krijgen ongeveer € 1,1 miljoen per school. Bereken hoeveel de overheid in totaal in het onderwijs gaat investeren. 

5.400 × € 160000 = € 864.000.000
550 × € 1100000 = € 605.000.000 
€ 864.000.000 + € 605.000.000 = € 1.469.000.000

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Begrotingsoverschot: 
  • Begrotingstekort: 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrotingsoverschot of begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, heeft ze een begrotingstekort.

Tegenovergestelde is een  begrotingsoverschot. 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staatsschuld
De schuld van de overheid doordat de overheid geld leent als er een begrotingstekort is. De overheid leent dat geld bijvoorbeeld van de banken en burgers.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies