Een iemand voorin de klas schrijft het antwoord op
De rest van de klas doet dat vervolgens ook
Iedereen die het fout had is af en houdt zijn bordje niet meer omhoog
'De slimste' speelt door tot deze ook een fout antwoord heeft
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Kennis toetsen
Een iemand voorin de klas schrijft het antwoord op
De rest van de klas doet dat vervolgens ook
Iedereen die het fout had is af en houdt zijn bordje niet meer omhoog
'De slimste' speelt door tot deze ook een fout antwoord heeft
Slide 1 - Tekstslide
De overheid moet zich alleen met mensen bemoeien als dat echt nodig is, ze moeten niet betuttelen. Is een uitspraak van...
A
GroenLinks
B
SP
C
D66
D
VVD
Slide 2 - Quizvraag
Wie kiest de leden van de Eerste Kamer?
A
De gemeenteraad
B
De Provinciale staten
C
De regering
D
De Tweede Kamer
Slide 3 - Quizvraag
Dit recht wordt maar 1 keer per jaar gebruikt..
A
Het recht van amendement
B
Het recht van initiatief
C
Het vragenrecht
D
Het budgetrecht
Slide 4 - Quizvraag
Kick out Zwarte Piet is een voorbeeld van een..
A
Belangengroep
B
Actiegroep
C
Ambtenaar
D
Politieke partij
Slide 5 - Quizvraag
Welke rechten horen bij de controlerende taak van de Tweede Kamer?
A
Het recht van amendement en het recht van motie
B
Het stemrecht en het recht van interpellatie
C
Het recht van interpellatie en het recht van motie
D
Het recht van amendement en het recht van interpellatie
Slide 6 - Quizvraag
Welk kabinet is het meest links?
A
GroenLinks, SP, PvdA
B
PVV, D'66 en GroenLinks
C
PvdA, D'66 en CDA
D
PvdA, SP en CDA
Slide 7 - Quizvraag
Wat is waar?
A
Je kunt niet socialistisch en kosmopolitisch zijn
B
De meeste rechtse partijen zijn progressief
C
Conservatieve partijen zijn meestal kosmopolitisch
D
Populistische partijen zijn meestal nationalistisch
Slide 8 - Quizvraag
Hieronder zie je een aantal standpunten van politieke ideologieën: I. Economische vrijheid is een belangrijke waarde. II. De overheid behoort zich te beperken tot enkele kerntaken, zoals justitie en onderwijs. III. Te veel persoonlijke vrijheid zal leiden tot onrechtvaardigheid. Welke hoort bij het Liberalisme?
A
Alleen 1
B
1 en 2
C
1, 2 en 3
D
Alleen 3
Slide 9 - Quizvraag
Welke begrippen passen het beste bij elkaar?
A
Rechts en actieve overheid
B
Links en meer gelijkheid van inkomen
C
Christendemocratie en vrijemarkteconomie
D
Confessionalisme en eigen verantwoordelijkheid
Slide 10 - Quizvraag
In een dictatuur: I. Is de macht in handen van één persoon of een kleine groep mensen. II. Worden geen verkiezingen gehouden. III. Bestaan geen politieke partijen. IV. Is censuur verboden.
A
Alleen 1 is juist
B
1 en 4 zijn juist
C
1, 3 en 4 zijn juist
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 11 - Quizvraag
Nederland is een constitutionele monarchie. Dat wil zeggen dat:
A
Nederland een koningshuis heeft waarvan de macht beperkt wordt door de grondwet
B
De grondwet in Nederland door het koningshuis is opgesteld
C
Nederland een koning heeft die boven de (grond)wet staat
D
Nederland een grondwet heeft waarin de absolute macht van de koning omschreven staat
Slide 12 - Quizvraag
In een directe democratie:
A
Kiest het volk direct het parlement
B
Stemt de volksvertegenwoordiging over wetsvoorstellen
C
Bestaan geen politieke partijen
D
Kiest het volk indirect de regering
Slide 13 - Quizvraag
Wat is GEEN taak van de koning?
A
Ondertekenen van wetten
B
Ondertekenen van verdragen
C
Voorlezen troonrede
D
Zich verdedigen in het parlement
Slide 14 - Quizvraag
Welke partij past het beste bij een woordwolk met de volgende slogans: