Aandoeningen van de urinewegen

Aandoeningen van de urinewegen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Aandoeningen van de urinewegen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Periode 5
Periode 5
Week
Thema
TM
1
Algemene veroudering en oncologie
path module 4
VVT deel 1 modulte 4
2
Dementie
path module 13
VVT deel 1 module 3
3
Ziekte van Parkinson
path module 12
VVT deel 1 module 10
4
Infectieziekten
path module 2 en 3
VVT deel 1 module 9
Week
Thema
TM
5
Aandoeningen van luchtwegen en longen
path module 7
VVT deel 1 module 7
6
Aandoeningen van het spijsverteringskanaal
path module 8, VVT deel 2 module 2
7
Aandoeningen van de urinewegen
path module 9 VVT deel 1 module 8
8
Slaapstoornissen
path module 5
9
Multi-morbiditeit
VVT deel 1 module 11

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je legt uit waaruit het urinestelsel bestaat
  • Je legt uit wat vochtbalans/vochthuishouding betekend
  • Je benoemt hoe je de vochtbalans van een zorgvrager kan controleren
  • Je vat samen wat de kleur van de urine jou aan informatie kan geven
  • Je beschrijft de oorzaken en symptomen van urineweginfecties, urineretentie en urine-incontinentie.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Via de nierslagader komt zuurstofrijk bloed (ongefilterd) de nier binnen.
De nier filtert het bloed en komt dus gefilterd en zuurstofarm terug.
Via de nierader wordt gefilterde zuurstofarm bloed naar het hart vervoert.
Taken van de nieren
  • Het filteren van het bloed
  • Terugnemen van uitgefilterde stoffen
  • Het regelen van vocht- en zoutbalans
  • Het regelen van de bloeddruk
  • Het vormen van rode bloedcellen
  • De vitamine-D-stofwisseling 

Slide 5 - Tekstslide

Filtratie: Bloed filteren (in het nierlichaampje = een zeef)
Bij het zeven van het bloed wordt geen zuurstof gebruikt.

Terugnemen van te veel uitgefilterde stoffen (en vloeistof), zolang totdat er alleen urine overblijft. Terugbrengen van veel nuttige stoffen uit de voorurine naar de bloedbaan. Zoals glucose, aminozuren en vooral water met daarin opgeloste zouten.

Lichaam werkt alleen goed als inwendig milieu goed is, dit houdt in dat vocht en zout voldoende aanwezig zijn in het lichaam.
Bij veel vocht toename dan zorgen de nieren voor voldoende plassen. Bij veel transpireren zorgen de nieren voor behoud van zout in het lichaam. Bloeddruk: de nieren maken hormoon Renine aan, dit zorgt ervoor dat de bloeddruk niet te laag wordt. Hormoon Erytropoetine (EPO) zorgt voor aanmaak van rode bloedcellen.

Vitamine D: door zonlicht en bevorderd de opname van kalk (calcium). De taak van de nieren is om vitamine D om te zetten in een werkzame vorm.
Nierschors
Niermerg
Nierbekken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urinewegen
  • Urineleiders
  • Urineblaas 
  • Urinebuis of plasbuis 
    (Urethra)

Slide 7 - Tekstslide

Urineleider: zijn buizen vanaf de nierbekken de urine verplaatsen naar de blaas.
Urineleiders zijn 25-30 cm lang en doorsnede van 3 mm. Elke nier heeft 1 leider.

Urineblaas: opslagplaats voor urine.
Ligt in het kleine bekken, achter het schaambeen en onder het buikvlies.
Je hebt geen invloed op het ontspannen van de sluitspier van de blaas als op het aanspannen van je blaas. Je kunt pas plassen als het plasmechanisme (druk van de blaaswand) in gang wordt gezet, door het signaal van de blaas bij vol wordt gegeven aan de hersenen. Je krijgt een sein als de blaas gevuld is met 300-500 ml urine.

Urinebuis: = afvoerbuis
Verbinding van blaas met de buitenwereld.
Bij mannen langer (20 cm) dan bij vrouwen (4-6 cm).
De wanden van de buis liggen dicht tegen elkaar, behalve bij het plassen dan openen zij zich.

Slide 8 - Tekstslide

Nieren filteren
Onbruikbare stoffen en overtollig water, vitamine en zout worden eruit gehaald.
Wordt vanuit het nierbekken afgevoerd door de urineleiders naar de blaas. De blaas is een opslag, deze wordt geledigd wanneer voldoende vulling en signaal naar de hersenen wordt afgegeven om de dwarsgestreepte spieren rond de blaas te ontspannen.
De blaas zelf kan niet onder onze wil ontspannen.
Urine
  • Water, 95% van de urine
  • Zouten 
  • Ureum, afvalstoffen
  • Vitamine
  • Afgestoten epitheelcellen
  • Onbruikbare stoffen 

Slide 9 - Tekstslide

Afvalstoffen die de lever vormt bij de afbraak van eiwitten.

Vitamine die te veel zijn opgenomen

Afgestoten epitheelcellen van nierbekken, urinewegen en geslachtsorganen.

Onbruikbare stoffen zoals kleurstoffen van bv rode bieten.
Vochtbalans/vochthuishouding
  • Homeostase
  • Opname en afgifte van water 

Slide 10 - Tekstslide

Je lichaam probeert altijd alle lichaamsprocessen in evenwicht te houden. Dit voortdurend streven naar een evenwicht noem je homeostase.

Om de homeostase in stand te houden, is het van groot belang dat de opname en afgifte van water in evenwicht zijn. Dit evenwicht tussen opname en afgifte van water noem je de vochtbalans.
Dysregulatie van de vochtbalans

  • Dehydratie (uitdroging)
  • Overhydratie (overvulling)

Slide 11 - Tekstslide

Een negatieve vochtbalans leidt tot uitdroging. De oorzaken van watertekort kunnen zeer uiteenlopend zijn: te weinig drinken, braken, diarree, overvloedig transpireren (bijvoorbeeld bij koorts of overmatige inspanning), verhoogde urineproductie (bijvoorbeeld bij hyperglykemie bij diabetes mellitus), vochtverlies bij verwondingen (bloeding) of grote brandwonden (verlies van wondvocht), vochtverlies gedurende operaties of na de operatie via drains. Ook bij overdosering van plastabletten (diuretica) of laxeermiddelen (laxantia) kan je veel vocht verliezen.

Bij overhydratie of overvulling is er te veel vocht in het lichaam. Er ontstaat een positieve vochtbalans. Het gewicht van de patiënt neemt toe. Je kunt dit waarnemen omdat het water zich ophoopt op bepaalde plaatsten in het lichaam. Zo’n ophoping van vocht noem je oedeem
V.B.: circulatiestoornissen, nierbeschadiging, afsluiting van de urinewegen (nierstenen)
Controleren van de vochtbalans
  • Bijhouden van een vochtlijst
  • Wegen
  • Lab onderzoek (bloed en urine)

Slide 12 - Tekstslide

Door onderzoek van het bloed en de urine kun je belangrijke informatie krijgen over de vochtbalans. In het bloed gaat het voornamelijk om het hematocriet en in de urine om het soortelijk gewicht.
Hematocriet (Ht) is het volume van de rode bloedcellen in verhouding tot het totale bloedvolume. Gemiddeld bevat 1 liter bloed onder normale omstandigheden 45% bloedcellen (0,45 liter bloedcellen per liter bloed). Als het bloed indikt, zal dit percentage oplopen naar bijvoorbeeld 0,55 liter bloedcellen per liter bloed. Omgekeerd zal bij overvulling het hematocriet dalen naar 0,35 liter bloedcellen per liter bloed.
Kleur en aspect van de urine
  • Rode urine (hematurie)
  • Donkerbruine urine
  • Hoeveelheid urine

Slide 13 - Tekstslide

Onder normale omstandigheden is de urine een heldere vloeistof, lichtgeel van kleur en vrijwel reukloos. De gele kleur ontstaat door kleine hoeveelheden kleurstof afkomstig van afgestorven rode bloedcellen.

Als de urine rood is gekleurd, is er meestal sprake van bloedbijmenging (hematurie). Bloedcellen komen normaal gesproken niet in de urine voor en deze bevinding is altijd reden voor verder onderzoek. Een veel voorkomende oorzaak van hematurie is een blaasontsteking (cystitis).

Donkerbruine urine ontstaat bij leverziekten. De lever is niet meer in staat het afvalproduct bilirubine te verwerken. Bilirubine komt vrij bij de afbraak van afgestorven rode bloedlichaampjes, die een levensduur hebben van ongeveer 120 dagen. 

De normale variatie van de urineproductie ligt tussen de 500 milliliter en 2000 milliliter per dag, al naar gelang je weinig of veel drinkt. Produceert iemand echter bij herhaling sterk afwijkende hoeveelheden urine dan is er meestal sprake van een stoornis.
Urineweginfectie
  • urinebuisontsteking 
  • blaasontsteking 
  • nierbekkenontsteking 


Slide 14 - Tekstslide

De binnenkant van de urinewegen is bekleed met slijmvlies (urotheel), dat bescherming biedt tegen de inwerking van urine. Bij een urineweginfectie is deze slijmlaag ontstoken. De symptomen zijn afhankelijk van de plaats van de ontsteking.

Urine is veelal steriel. Ondanks natuurlijke barrières tegen het binnendringen van bacteriën is het mogelijk dat micro-organismen in de urinebuis terechtkomen en zich daar gaan vermenigvuldigen, bijvoorbeeld door een daling van de weerstand, te weinig drinken of te weinig plassen. Komen de bacteriën in de blaas terecht, dan ontstaat een blaasontsteking. Vooral darmbacteriën (Escherichia coli) veroorzaken veel urineweginfecties.

Een ontsteking van de urinebuis of urethra heet urethritis en kenmerkt zich door een branderig en pijnlijk gevoel tijdens het plassen. De urine is troebel en bevat soms gele, slijmerige pus. De klachten lijken erg op die van een blaasontsteking. 

Blaasontstekingen treden veel vaker op bij vrouwen dan bij mannen. Vrouwen hebben namelijk een veel kortere urinebuis. Die ligt bovendien dichtbij de vagina en de anus , waardoor een infectie met darmbacteriën gemakkelijker kan optreden. 
Een blaasontsteking is goed te herkennen aan klachten als:
pijn of een branderig gevoel tijdens of vlak na het plassen;
pijn in de onderbuik;
het vaak kleine hoeveelheden plassen;
een toegenomen en soms loze aandrang;
troebele, stinkende urine, soms met spoortjes bloed, slijm en vlokken.

Verschijnselen van een blaasontsteking plus hoge koorts, koude rillingen, misselijkheid en pijn in de lage rug of zij (soms uitstralend naar de geslachtsorganen), wijzen op een nierbekkenontsteking of pyelonefritis .

Urineretentie
Retentie betekent letterlijk vasthouden
Acute en chronische vorm

Chronische --> ontstaat langzaam --> blaas onvoldoende kracht om nog volledig te ledigen.

Slide 15 - Tekstslide

Retentie komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen. Als er stuwing van urine optreedt doordat de urine niet weg kan stromen, is nierschade mogelijk.

Bij acute retentie is plassen plotseling niet meer mogelijk, terwijl de blaas helemaal vol zit met urine. De patiënt heeft hevige buikpijn en sterke aandrang en voelt zich ellendig. De volle blaas is als een grote zwelling voelbaar in de onderbuik en zacht drukken op de zwelling is pijnlijk. Vooral mannen met een prostaatzwelling zijn gevoelig voor het ontwikkelen van een acute retentie.

Risicofactoren voor het ontstaan van acute retentie zijn onder andere:
een plotselinge toename van de urineproductie, bijvoorbeeld door in korte tijd veel te drinken (vooral alcohol) of door gebruik van antidiuretica;
het lang zitten op een diepe stoel of tijdens een lange autorit;
obstipatie met ophoping van ontlasting in de endeldarm;
het lang ophouden van urine, ondanks een gevoel van hoge nood;
het gebruik van sommige medicijnen, zoals antidepressiva en antiparkinsonmiddelen.

De patiënt is zich niet bewust van het achterblijven van urine, hoewel hij het gevoel kan hebben dat niet alle urine is uitgeplast. De verschijnselen zijn het zeer moeizaam op gang komen van de urinelozing en een slappe urinestraal, die niet krachtiger wordt door met de buik te persen en die eindigt met druppelen. De hoeveelheid urine die in de blaas achterblijft, neemt in de loop van de tijd toe. De patiënt voelt steeds eerder aandrang en gaat soms wel enkele keren per uur naar het toilet, waarbij hij dan heel weinig urine loost. 
Urine-incontinentie
Ongewild urine verliest
--> zowel een lichamelijk, psychisch als een sociaal probleem

  • stressincontinentie (inspanningsincontinentie)
  • urge-incontinentie (aandrangincontinentie)
  • overloopincontinentie of druppelincontinentie (overloopblaas)
  • incontinentie door verlamming van de sluitspieren (neurogene blaas)



Slide 16 - Tekstslide

vaker bij vrouwen dan bij mannen. De piek ligt na het 45e levensjaar, waarbij aanvankelijk vooral de stressincontinentie een hoofdrol speelt. Na het 65e levensjaar blijken vooral urge-incontinentie en een mengvorm van stressincontinentie en urge-incontinentie voor te komen.

Stressincontinentie komt vaak voor bij:
vrouwen na een zware bevalling, door het abnormaal oprekken van weefsels;
vrouwen in de menopauze, door verzakking (prolaps) van de blaas en verlies van kwaliteit van het weefsel als gevolg van oestrogeentekort;
vrouwen op leeftijd met overgewicht.

Het kenmerk van urge-incontinentie is het weglopen van urine zodra de patiënt zich bewust wordt van de aandrang om te urineren. De aandrang (urge) heeft onmiddellijk urineverlies tot gevolg.

Elke keer blijft er wat urine in de blaas achter (residu), ook al gaat de patiënt regelmatig naar het toilet. Geleidelijk ontstaat er een chronische retentie. De blaas vult zich steeds meer met urine. Bij een bepaalde mate van vulling is de druk in de blaas zodanig dat de sluitspier zich ontspant en de urine wegloopt: we spreken dan van een overloopblaas of overloopincontinentie.