Les 2: Observatiemethoden


Keuzedeel Gerontopsychiatrie
Les 2:
Observatiemethoden in de gerontopsychiatrie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Keuzedeel Gerontopsychiatrie
Les 2:
Observatiemethoden in de gerontopsychiatrie

Slide 1 - Tekstslide

Doelen deze les
  • Student heeft kennis van observatiemethoden​
  • Student kan een cliënt observeren volgens vooraf een bepaalde observatiemethode​
  • Student kan rapporteren volgens hiervoor geldende eisen


Slide 2 - Tekstslide

Nabespreken
Casus 1 en 2
Casus 1: Mevrouw de Wit
  • Schizofrenie
  • Visuele hallucinaties, partitiewaan (afluisterapparaatjes door de vloer), angstig.

Casus 2: Mevrouw de Vries
  • Borderline
  • Uitspelen van zorgverleners (splitting)

Slide 3 - Tekstslide

Heb je vragen n.a.v. het doorlezen van het examen Gerontopsychiatrie (verwerkingsopdracht vorige les)?

Stel ze hier!

Slide 4 - Open vraag

Observeren in de gerontopsychiatrie
  • Waarnemen
  • Signaleren
  • Observeren

Wat zijn de verschillen?

Slide 5 - Tekstslide

Bewustwording:
Wat is jouw voorkeurszintuig
om te observeren?

Slide 6 - Woordweb

Wat kunnen observatiedoelen
zijn in de gerontopsychiatrie?

Slide 7 - Woordweb

Voorbeelddoelen observeren
  • Beter leren kennen van de cliënt
  • Plotselinge (gedrags-)veranderingen (vooruit of achteruit)
  • Een oplossing vinden voor handelingsverlegenheid
  • Inzicht krijgen in welbevinden cliënt
  • Evalueren op doelen

Slide 8 - Tekstslide

Objectief of subjectief?
Objectief:
  • Niet ingekleurd met mening
  • Eigen referentiekader niet meegenomen
  • Waarneembaar (zintuigen)

Tips:
  • Observeer met meerdere zorgverleners
  • Vraag bij cliënt na of observatie klopt (indien mogelijk)
  • Vraag bij betrokkenen (deskundigen/systeem) na of observatie klopt
  • Herhaal observeren, hoe hoger de frequentie des te betrouwbaarder de observatie

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Mevr. belde tussen 10 en 11 vanochtend drie keer om naar het toilet geholpen te worden
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 11 - Quizvraag

Mevr. belde vanmorgen erg vaak dat ze geen zin heeft in bezoek
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 12 - Quizvraag

Meneer durfde zijn bed niet uit, hij trilde van angst.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quizvraag

Meneer gaf aan dat hij niet uit bed wilde, hij trilde erg.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quizvraag

Mevrouw is erg vergeetachtig vandaag
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 15 - Quizvraag

Toen ik 10 minuten later kwam wist mevrouw zich de afspraak niet meer te herinneren.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 16 - Quizvraag

Tijdens het theedrinken was meneer weer eens agressief naar andere bewoners.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 17 - Quizvraag

Subjectief observeren
Is subjectief observeren dan altijd verkeerd? Nee. 

Nádat je de observatiegegevens objectief heb gerapporteerd, ga je de gegevens interpreteren. Dat is altijd subjectief.

  • Interpreteren van verzamelde gegevens
  • De manier waarop je betekenis geeft aan wat je hebt waargenomen
  • Conclusies trekken

 
  

Slide 18 - Tekstslide

Observatie: Tijdens het theedrinken vanmiddag schreeuwde meneer 'rot op' naar de andere bewoners. Hij gooide zijn kop koffie op de grond.

Hoe zou je dit interpreteren? Welke conclusies kun je trekken? (Je mag wat verzinnen)

Slide 19 - Open vraag

Bedenk en beschrijf nu zelf een situatie die je recent hebt geobserveerd van een cliënt in de gerontopsychiatrie.

Beschrijf vervolgens hoe je dit interpreteert.

Slide 20 - Open vraag

Zes methodes voor observeren
  1. Visueel, sensitief en auditief observeren 
  2. Gestructureerd of ongestructureerd observeren
  3. Verhuld of onverhuld observeren
  4. Participerend of niet participerend observeren
  5. Doelgericht of algemeen observeren
  6. Kwalitatief of kwantiteit observeren

We bespreken de verschillen.
Jullie moeten voor de verwerkingsopdracht van iedere optie één kiezen.
+ verantwoorden waarom je die keuze maakt!

Slide 21 - Tekstslide

Valkuilen observeren
  1. Eigen mening / referentiekader
  2. Emotionele betrokkenheid
  3. Halo-effect: beoordeling op basis van sympathieke eigenschappen
  4. Horn-effect: tegenovergestelde
  5. Vooroordelen
  6. Projectie: eigen gevoelens, gedachten en verlangens toeschrijven aan de ander
  7. Te snelle conclusies

  • Voorbeelden?
  • Voor welke valkuil ben jij het meest gevoelig, denk je? Wat ga je er aan doen om dit te voorkomen bij de verwerkingsopdracht?

Slide 22 - Tekstslide

(Externe) factoren die kunnen 
beïnvloeden
  1. Aanwezige medecliënten
  2. Eerdere gebeurtenissen
  3. De ruimte waarin geobserveerd wordt
  4. Tijdstip van observeren
  5. Relatie met de cliënt (participeren)
  6. Meer voorbeelden..?


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Aan de slag!
Aan de slag met de verwerkingsopdracht!

Slide 25 - Tekstslide