In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Fictie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Fictie PTA
Je kunt:
verschillende soorten fictie herkennen;
de situatie, het denken en handelen van personages beschrijven;
de relatie tussen het boek en de werkelijkheid toelichten;
kenmerken van fictie in een boek aanwijzen;
achtergrondinformatie verzamelen en selecteren
een persoonlijke reactie geven op een boek en toelichten met voorbeelden uit het werk.
Slide 3 - Tekstslide
Smaak en smaakontwikkeling
je leeservaring;
je leesvaardigheid;
je veranderde kennis en interesse;
je leeftijd;
je levenservaring.
Smaak is persoonlijk!
Slide 4 - Tekstslide
De bedoeling van fictie
meeleven met personages
nadenken over de wereld/ zichzelf
nadenken over het onderwerp
genieten van de schrijfstijl
ontspanning
Slide 5 - Tekstslide
genre
GENRE = VERHAALSOORT
avonturenroman
historische roman
oorlogsroman
psychologische roman
science fiction (sf)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
genre?
genre?
Slide 8 - Tekstslide
genre?
genre?
Slide 9 - Tekstslide
www.hebban.nl
Slide 10 - Link
ONDERWERP EN THEMA
Het onderwerp: geeft neutraal aan waar het verhaal over gaat.
Het thema formuleert kort en algemeen wat de strekking van het verhaal is.
Thema: voorbeelden:
het loslaten van een liefde,
hoe een jongen door de oorlog snel volwassen wordt.
vandalisme
loverboys
Slide 11 - Tekstslide
onderwerp en thema
Onderwerp
Waar het verhaal over gaat.
Geeft niet de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
Eén woord of een paar woorden
Bijv.: Pesten
Thema
Een korte samenvatting van het boek.
Geeft wel de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
In een zin waarin ook het onderwerp wordt genoemd.
Bijv.: Een scholier pleegt zelfmoord, omdat hij heel erg gepest wordt.
Slide 12 - Tekstslide
Onderwerp
Thema
Waar het verhaal over gaat.
Geeft niet de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
Eén woord of een paar woorden
Een korte samenvatting van het boek.
Geeft wel de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
In een zin waarin ook het onderwerp wordt genoemd.
Slide 13 - Sleepvraag
Volksverhalen
Sprookje
Mythe: verhalen die antwoord geven op de raadsels van het leven (Griekse mythe)
Sage: verhalen over dappere helden uit oude tijden
Legende: godsdienstig verhaal rond Christus, Maria of andere heilige figuren (Efteling)
Slide 14 - Tekstslide
Andere culturen
Boeken over onbekende landen, volken of streken. Je maakt kennis met mensen die op een totaal andere manier leven.
Slide 15 - Tekstslide
Geëngageerde roman
Een verhaal waarin eigentijdse problemen in onze samenleving aan bod komen.
Slide 16 - Tekstslide
Avonturenroman
In een avonturenroman speelt 'een held' de hoofdrol. Er gebeuren allerlei spannende dingen en daar gaat het om in dit boek.
Slide 17 - Tekstslide
Oorlogsroman
Een verhaal dat zich afspeelt in een oorlog (voornamelijk Tweede Wereldoorlog).
Slide 18 - Tekstslide
Historische roman
Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) een belangrijke rol spelen.
Slide 19 - Tekstslide
Science fiction
Een toekomstverhaal (vaak in de ruimte/ruimtevaart of nieuwe technieken).
Slide 20 - Tekstslide
Thriller
Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt.
Slide 21 - Tekstslide
Reisverhaal
Een verhaal waarin een verslag wordt gegeven van een reis
(vaak non-fictie).
Slide 22 - Tekstslide
Psychologischeroman
Een verhaal waarin de nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon (meer dan op de gebeurtenissen).
Slide 23 - Tekstslide
Chronologie
Chronologische volgorde: de gebeurtenissen in de film worden verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn.
Niet-chronologische volgorde: de gebeurtenissen in de film worden in een andere volgorde verteld dan waarin ze gebeurd zijn. Bijvoorbeeld met flashbacks (terug in de tijd).
Slide 24 - Tekstslide
Chronologie
Op welke manier kan tijd in een verhaal zichtbaar gemaakt worden?
Noemen van jaartal.
Historische gebeurtenissen.
Historische figuren.
Beschrijven van ruimte met kenmerkende gebouwen, gebruiken of voorwerpen.
Slide 25 - Tekstslide
Chronologie
Chronologie - tijd
Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld?
Is er sprake van flashbacks (terug in de tijd)?
Of flashforwards (verwijst naar iets wat nog gebeuren moet, toekomst)
Slide 26 - Tekstslide
Samenvatting chronologie
Als een verhaal chronologisch verloopt, worden de gebeurtenissen op volgorde verteld.
Soms is er sprake van een niet-chronologische volgorde. De gebeurtenissen staan in een andere volgorde dan waarin ze gebeurd zijn. Het kan zijn dat er al een stukje voorgeschiedenis is verteld.
Slide 27 - Tekstslide
Opbouw van een boek
Naast verloop van tijd kun je een boek/verhaal bespreken door te kijken naar het begin en einde.
Begin:
- Proloog (verhaal vooraf)
- Inleidend begin (ab ovo)
- Middenin de gebeurtenissen (in medias res)
Einde:
- Open einde
- Gesloten einde
- Epiloog (verhaal achteraf)
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Welke drie perspectieven kennen we nu?
Vertelstandpunt eerste persoon = ik
Vertelstandpunt derde persoon = hij/zij (= personaal)
Hoofdpersonen hebben meer karaktereigenschappen waardoor ze niet telkens op dezelfde manier reageren. Vaak veranderen ze door de gebeurtenissen; ze maken een karakterontwikkeling door.
FLAT CHARACTER
Over bijpersonen krijg je veel minder informatie. Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen. Bijpersonen veranderen niet en reageren vaak hetzelfde.
Slide 32 - Tekstslide
Tot welk genre behoort dit boek?
A
psychologisch
B
science fiction
C
historisch
D
liefde
Slide 33 - Quizvraag
Ik dacht: waarom kijkt hij me zo aan? Wat is het perspectief?