2h1 Lezen plus hyperlink

1.3 Lezen
Dinsdag 23 september
2H1
timer
10:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.3 Lezen
Dinsdag 23 september
2H1
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

opdracht 5
Heb jij ook last van spullenobesitas?

 onderwerp 
 tekstsoort 
 tekstdoel 
opbouw 
bron/schrijver.

Slide 2 - Tekstslide

opdracht 6
Noteer ten minste drie voordelen van opruimen die in de tekst genoemd worden.

Waarom is het slecht voor het milieu om veel spullen te hebben? Noteer twee redenen.

Bedenk wat Porcelijn bedoelt als ze zegt dat de impact op het milieu vanaf het moment dat je iets weggooit voor niets is geweest.

Slide 3 - Tekstslide

opdracht 7
Waarnaar verwijst ervan (alinea 4)? Noteer eerst de vraag die je nodig hebt om het antwoord te vinden.

In alinea 4 lees je wat nadelen zijn van te veel spullen hebben. Welke twee signaalwoorden helpen je deze nadelen te onderscheiden? Noteer het tekstverband dat deze signaalwoorden aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

HOE VOEG JE EEN LINK TOE?
Hoe voeg ik een link toe aan tekst?
Stap 1. Type de woorden waar je de link in wil zetten, dus waarvan je wil dat ze klikbaar zijn.
Stap 2. Selecteer deze woorden met je muis.
Stap 3. Nu deze tekst geselecteerd is kan je op het link-symbool klikken en een link instellen.
Stap 4. Dit scherm komt tevoorschijn.

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken opdracht 10 t/m 14. Niet af? HW voor volgende NL les bij mevrouw Mol

Klaar? 
Verder met je weblog!

Ook af? 
Rustig aan een ander vak zitten. 

Slide 6 - Tekstslide

1.3 Lezen
Dinsdag 23 september
2H1
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Amsterdam en de rommel
Gezamenlijk lezen!

blz. 30 & 31 


Slide 8 - Tekstslide

Vraag 16
Onderwerp?
Tekstsoort? 
Tekstdoel? 
Opbouw? 
Bron/schrijver

Wat maakt de ondertitel duidelijk over de titel? 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 17 
Welk bezwaar heeft de schrijver tegen de directeur van het Rijksmuseum? 

Wat is volgens de schrijver de oplossing voor het probleem? 

Waarom denkt hij dat het haalbaar is?

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 18 
Wat is het verband tussen de zinnen in alinea 1? Noteer het signaalwoord dat je bij het antwoord heeft geholpen.

Waarnaar verwijst de 2e 'dat' (alinea 1)?

Noteer twee aaneengesloten zinnen in alinea 1 waarin de schrijver zijn mening geeft. Noteer wat zijn mening is.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag

Maken vragen 19, 20 en 21

Slide 12 - Tekstslide