Paragraaf 2 Personeel en productie

programma
herhalingssommen paragraaf 1
huiswerk paragraaf 1 vraag 8 t/m 13
uitleg en maken paragraaf 2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

programma
herhalingssommen paragraaf 1
huiswerk paragraaf 1 vraag 8 t/m 13
uitleg en maken paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

BTW
Een frikandellenbroodje kost inclusief BTW € 1.25.
Wat kost het broodje exclusief BTW?

Slide 2 - Tekstslide

Uitwerking
Broodje kost € 1,25 : 1,09 = € 1,15

Slide 3 - Tekstslide

Welkom Klas 3 E
  • Huiswerk 13 en 14. Havo op bladzijde 150 en vwo blz 129
  • terugblik vorige les.
  • paragraaf 5.2 Personeel en productie
  • Opgavens maken afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende kosten
Variabele kosten: zijn kosten die afhankelijk zijn van de afzet.

Vaste Kosten: Zijn kosten die onafhankelijk zijn van de afzet.

Slide 5 - Tekstslide

Break-even
Break even is het punt waar er geen winst en geen verlies wordt gemaakt. Alle kosten worden gedekt met het ontvangen geld. 
Formule = TO = TK
De totale opbrengsten (TO) zijn gelijk aan de totale kosten (TK)
Dus de TO en TK uitrekenen

Slide 6 - Tekstslide

Overzicht

Slide 7 - Tekstslide

Break- even punt 
  • geen winst en geen verlies
  •  dus totale kosten = totale opbrengsten
  • TO = TK

Slide 8 - Tekstslide

Break even afzet en omzet
Verkoopprijs = €250
Variabele kosten p.p = €50
Vaste kosten € 7000

Bereken de break-even afzet 
en break even omzet
TO = TK

Slide 9 - Tekstslide

Uitwerking
TO = TK
Break even afzet
250q = 50q + 7000
200q = 7000
q= 35 stuks
Break even omzet
q x p 
35 x 250 = € 8750,-

Slide 10 - Tekstslide

Berekening kostprijs per product

(aantal.producten)(vaste.kosten+variabele.kosten)

Slide 11 - Tekstslide

Havo:
Maak de vragen 10 t/m 13 Blz 149
VWO: 10 t/m 12 blz 128

Slide 12 - Tekstslide

paragraaf 2 personeel en productie
leerdoelen
Je kunt de verschillende onderdelen onderscheiden van de loonkosten van de werkgever
Je kunt de loonkosten per product berekenen
Je kunt uitleggen welke factoren de arbeidsproductiviteit kunnen verhogen.

Slide 13 - Tekstslide

bruto <--> netto
verschillen? 

Slide 14 - Tekstslide

Bruto- en nettoloon
  • Brutoloon = afgesproken loon met werkgever
  • Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting - sociale premies)

  • TIP: BRUTOLOON IS ALTIJD HOGER DAN NETTOLOON

Slide 15 - Tekstslide

Van bruto naar netto
- loonbelasting
- premies volksverzekeringen
- premies werknemersverzekeringen
- pensioenpremie

Slide 16 - Tekstslide

Loonbelasting
Loonbelasting: De werkgever houdt loonbelasting in, zodat de werknemer aan het eind van het jaar niet opeens een groot bedrag aan belasting moet betalen.

Slide 17 - Tekstslide

Premies Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen zijn alleen voor mensen die in loondienst werken of gewerkt hebben. 

De belangrijkste zijn de WW ( wet werklozen) en de WIA ( Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen) voor arbeidsongeschikten.

Slide 18 - Tekstslide

Premies Volksverzekeringen
Premies Volksverzekering. Sociale verzekering die geldt voor alle inwoners van Nederland Voorbeeld ANW( Algemeen nabestaanden Wet) en AOW( algemene ouderdomswet)
Uitkering betaald uit belastinggeld.

Slide 19 - Tekstslide

Sociale verzekeringen

Bij de sociale verzekeringen hebben we:
  • Werknemersverzekeringen
  • Volksverzekeringen

Slide 20 - Tekstslide

Loonheffing
De loonbelasting + premies volksverzekeringen vormen de loonheffing

Slide 21 - Tekstslide

loonstrook
https://www.nvesalaris.nl/veel-gestelde-vragen/uitleg-loonstrook/loonstrook-uitleg-werknemer-algemeen/


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Arbeidsproductiviteit

Slide 24 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
  1. Per week worden er 10.000 t-shirts gemaakt. Er werken 10 mensen vijf dagen in de week. 

  • Vraag: Wat is de arbeidsproductiviteit per dag per werknemer?




Slide 25 - Tekstslide

Uitwerking

Productie per dag = 10.000 / 5 = 2.000 t-shirts
Productie per werknemer per dag =
 2.000 / 10 = 200 t-shirts per dag

Slide 26 - Tekstslide

Vraag
Hoe kan de arbeidsproductiviteit toenemen?

Slide 27 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling (specialisatie)
  • Scholing
  • Prestatiebeloning
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode : het aantal werknemers

Slide 28 - Tekstslide

Mechanisatie en automatisering
  • Mechanisatie = machines nemen de spierkracht van mensen over
  • Automatisering = machines nemen het denkwerk van mensen over

Slide 29 - Tekstslide

huiswerk
maken paragraaf 2

Slide 30 - Tekstslide

McDonalds Landgraaf bakt 5.400 hamburgers per drie weken. Er werken 10 werknemers. Het restaurant is 6 dagen per week geopend. BEREKEN DE ARBEIDSPRODUCTIVITEIT PER WERKNEMER PER DAG
timer
4:00

Slide 31 - Open vraag

paragraaf 2 personeel en productie
leerdoelen
Je kunt de verschillende onderdelen onderscheiden van de loonkosten van de werkgever
Je kunt de loonkosten per product berekenen
Je kunt uitleggen welke factoren de arbeidsproductiviteit kunnen verhogen.

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag ?
Havo: opgaven 1 t/m 7 vanaf blz 152
VWO: blz 132 opgaven 1 t/m 3+ 6 t/m 10
timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Wat gaan we doen 
Terugblik vorige les
Huiswerk: Havo: opgaven 1 t/m 7 vanaf blz 152
VWO: blz 132 opgaven 1 t/m 3+ 6 t/m 10 
Bespreken 1 t/m 4 havo en vwo 1 t/m 3.
Terugblik vorige les.

Slide 34 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Wat is arbeidsproductiviteit ?
Hoe kun je arbeidsproductiviteit verhogen ?

Slide 35 - Tekstslide

Aan de  de slag
Havo: Opgaven 5 t/m 9 op  vanaf bladzijde 154
VWO: opgaven 6 t/m 12 vanaf bladzijde 133
Werken: 15 minuten in stilte. Geen vragen stellen.
Daarna mag je vragen stellen


timer
1:00

Slide 36 - Tekstslide