Oefentoets 12.3-12.4 evolutie en 13.1 -13.2 Eten en ademhaling
Oefentoets deel H12.3 en 12.4 Evolutie
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets deel H12.3 en 12.4 Evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de beste omschrijving van evolutie?
A
Evolutie is een geleidelijke ontwikkeling, waarbij steeds ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan.
B
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is het ontstaan van een nieuwe soort, doordat een andere soort uitsterft.
D
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde doordat organismen zich aanpassen aan hun milieu.
Slide 2 - Quizvraag
Welke organismen waren er eerder op aarde?
A
bacteriën
B
planten
C
schimmels
D
eencellige dieren
Slide 3 - Quizvraag
De ontwikkeling van rups tot vlinder is een voorbeeld van evolutie
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
De ontwikkeling van vogels uit reptielen is een voorbeeld van evolutie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noem je versteende afdrukken van organismen?
A
Rudimentair
B
Fossielen
C
Analoge gesteenten
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een rudimentair orgaan?
A
Een orgaan dat je voorouders ook hadden
B
Een orgaan dat je niet langer nodig hebt
C
Een orgaan waar je niet buiten kunt
Slide 7 - Quizvraag
Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Overeenkomsten in cellen
D
Uitsterven van soorten
Slide 8 - Quizvraag
Het skelet van de mens zoals dat er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. Hoe wordt zo’n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?
A
evolutie
B
rudimentair element
C
mutatie
D
genen
Slide 9 - Quizvraag
Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld? je kan op de afbeelding klikken dan wordt deze groter. (kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
De afstamming van alle mensapen
D
Dat er veel apen zijn.
Slide 10 - Quizvraag
Zet de gebeurtenisen op de juiste volgorde van 1 tot 7.
1
2
3
4
5
6
7
het zand en klei verstenen
De dode vis ligt op de zeebodem
De vis gaat dood
de zeebodem stijft boven de waterspiegel
Zand en klei bedekken de vis
De levende vis zwemt in zee
Door erosie komen aardlagen bloot te liggen
Slide 11 - Sleepvraag
Hoe ontstaan nieuwe soorten?
A
Door erfelijke variatie
B
Door natuurlijke selectie
C
Door isolatie
D
Door A t/m C
Slide 12 - Quizvraag
Verschillen tussen de mens en andere mensapen zijn:
A
grotere herseninhoud- grotere kaken-bekken om rechtop te staan-opponeerbare duim
B
grotere herseninhoud- kleinere kaken-bekken om rechtop te staan-tenen naar voren
C
grotere herseninhoud- kleinere kaken-bekken om rechtop te staan-opponeerbare tenen
Slide 13 - Quizvraag
Toetsvragen 13.1 en 13.2
Slide 14 - Tekstslide
Wie hebben het langste darmstelsel?
A
planteneter/ herbivoren
B
vleeseters/ carnivoren
C
Alleseters / omnivoren
D
Kan je niet zeggen
Slide 15 - Quizvraag
planteneters
vleeseters
alleseters
planten
vlees
lange darmen
korte darmen
middellange darmen
knip kiezen
plooi kiezen
knobbel kiezen
planten en vlees
Slide 16 - Sleepvraag
E = U+B+T+P Welke letter(s) van de energiebalans zal/zullen bij iedereen veranderen van je geboorte tot je volwassen bent?
A
U
B
B
C
T
D
P
Slide 17 - Quizvraag
E = U+B+T+P Wat kan de oorzaak zijn wanneer bij iemand de B ineens groter wordt?
A
iemand is in de zon gaan liggen
B
iemand is veganistisch gaan eten
C
iemand is actiever geworden
D
iemand is gegroeid
Slide 18 - Quizvraag
In de energiebalans is de U bij vleeseters kleiner dan bij planteneters
A
fout
B
goed
Slide 19 - Quizvraag
Door welk cel-onderdeel is plantaardig voedsel moeilijker te verteren? de.....
Slide 20 - Open vraag
Plantaardig voedsel bevat meer energie dan dierlijk voedsel