Grammar to be ? en -

WELCOME 
1 BKMH
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

WELCOME 
1 BKMH

Slide 1 - Tekstslide

This week's goals:
- I understand grammar "to be: vragen en ontkenningen
- I can use them correctly in an English sentence. 

Slide 2 - Tekstslide

Last week
- opdrachten gemaakt met listening.
- planner => aftekenen

Slide 3 - Tekstslide

Welcome

timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

  • "to be or not to be
  • that is the question"

Slide 6 - Tekstslide

Be = zijn
AM   ARE   IS

I am thirteen years old.
We are very cool.
he/she/it is very nice.


Slide 7 - Tekstslide

I
am
You
are
He
is
She
is
it
is
we
are
you
are
they
are
HE / SHE / IT

can also be

NAAM / DIER / DING

he is very nice.
Tom is very nice.

Slide 8 - Tekstslide

Jenny _____ happy.
A
am
B
are
C
is

Slide 9 - Quizvraag

I _____ twelve years old.
A
am
B
are
C
is

Slide 10 - Quizvraag

They _____ at school.
A
am
B
are
C
is

Slide 11 - Quizvraag

Welke vorm van 'to be' hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
are
am
is
I
he, she & it
you, we, they & you

Slide 12 - Sleepvraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'

Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 13 - Tekstslide

To be betekent:
A
hebben
B
zijn
C
doen

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de vormen van 'to be'?
A
I - you -he
B
am - are - is
C
are
D
geen idee

Slide 15 - Quizvraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
negative
(ont-
kennend)
I
am not
I'm not
You
are not
You're not
She
is not
She's not
He
is not
He's not
It
is not
It's not
We
are not
We're not
You
are not
You're not
They
are not
They're not
Ik
ben niet
Jij
bent niet
zij
is niet
Hij 
is niet
Het
is niet
Wij
zijn niet
Jullie
zijn niet
Zij
zijn niet

Slide 16 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(vragend)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 17 - Tekstslide


To be:
... it going to be a difficult test?
A
Am
B
to be
C
Are
D
Is

Slide 18 - Quizvraag

To be + not:
They ... happy.
A
isn't
B
am not
C
aren't
D
are not

Slide 19 - Quizvraag

Lisa _____ nice to her friends.
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 20 - Quizvraag

Make a question using am/are/is:

Slide 21 - Open vraag

Maak een ontkenning met het werkwoord "to be". (am, are, is)

Slide 22 - Open vraag

Maak hier een vraag van:
I am British.

Slide 23 - Open vraag

Maak hier een ontkenning van:
He is Spanish (korte vorm!)

Slide 24 - Open vraag

Maak hier een vraag van.
You are a Dutchman.

Slide 25 - Open vraag

Maak hier een ontkenning van:
We are American. (verkorte vorm!)

Slide 26 - Open vraag

This week's goals:
- I understand grammar "to be: vragen en ontkenningen
- I can use them correctly in an English sentence. 

Slide 27 - Tekstslide

  This week's planner:
1BK/KM
Do: exercises 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 (p. 25 - 30)
LET OP: WEEK 40 OEFENSO UNIT 1, WORDS BLADZIJDES 42 EN 44
1MH
Do: exercises 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10 (p. 25 - 31)
LET OP: WEEK  40 OEFENSO UNIT 1,  WORDS BLADZIJDES 44 en 46

Slide 28 - Tekstslide