onderwerp en persoonsvorm in een zin

onderwerp en persoonsvorm in een zin
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

onderwerp en persoonsvorm in een zin

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerp in een zin
- Het onderwerp in een zin is iets of doet iets. 
- Je kan met een vraag het onderwerp in de zin vinden. 

- wie/wat + is iets/doet iets? 

Bijvoorbeeld: Jan is bakker. Wie is bakker?               Jan  
Jan is het onderwerp in de zin

Slide 2 - Tekstslide

Het grammaticaal onderwerp en de persoonsvorm van het werkwoord passen bij elkaar
het grammaticaal onderwerp
- wie iets doet
voorbeelden
Ik kies voor een stage in de kinderopvang.
De auto rijdt hard.
De bus is te laat.
Mijn ouders hebben veel verdriet.

Slide 3 - Tekstslide

Het grammaticaal onderwerp: 
enkelvoud en meervoud
enkelvoud: 1 persoon of 1 ding
voorbeelden
Jij gaat naar je stage. Het is daar leuk. Een kind wil graag een boekje met je lezen.
meervoud: meer personen of meer dingen
Jullie beginnen met werken om 7 uur. De pauzes duren een kwartier. De collega's werken samen.

Slide 4 - Tekstslide

Is het grammaticaal onderwerp
enkelvoud of meervoud?

De kinderen vinden de leidster leuk.
timer
1:00
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 5 - Quizvraag

Is het grammaticaal onderwerp enkelvoud of meervoud?

Deze klus is te zwaar voor ons.
timer
1:00
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 6 - Quizvraag

Onderwerp en persoonsvorm
Onderwerp in de zin enkelvoud? Dan de persoonsvorm ook.

Onderwerp meervoud? Dan de persoonsvorm ook.

Ik heb een nieuwe laptop
De studenten hebben een nieuwe laptop

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp en persoonsvorm hangen samen
Indien het onderwerp enkelvoud is,
   moet de persoonsvorm ook enkelvoud zijn.
enkelvoudsvormen - ik ; pv- jij
                            - jij, u, hij, zij, het
Indien het onderwerp meervoud is,
   moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
meervoudsvormen - wij, jullie, zij

Slide 8 - Tekstslide

De persoonsvorm van het werkwoord
De persoonsvorm
- enkelvoud of meervoud
Ik help graag bejaarde mensen.
De medewerkers helpen de cliënten.
- tegenwoordige tijd of verleden tijd
Ik ga drie dagen naar mijn stage.
Ik ging drie dagen naar mijn stage.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het grammaticale onderwerp in de volgende zin?

Maria en Sandra gaven Meryem de huiswerkopdracht.
A
Maria
B
Sandra
C
Maria en Sandra
D
Meryem

Slide 10 - Quizvraag

Kies de goede persoonsvorm.
Mijn werkzaamheden ... uit cliënten helpen met aankleden, samen koffie drinken, en spelletjes doen.
A
besta
B
bestaat
C
bestaan

Slide 11 - Quizvraag

De storm heeft een deel van de stad verwoest.
Wat is het onderwerp?
A
de storm
B
heeft
C
een deel
D
de stad

Slide 12 - Quizvraag

De storm heeft een deel van de stad verwoest.
Wat is de persoonsvorm?
A
de storm
B
heeft
C
een deel
D
de stad

Slide 13 - Quizvraag