Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
tweede les woordenschat hfd 3 klas 2 havo
Beste leerlingen
* Jullie gaan met een quiz het tweede deel van de woordenschat van hoofdstuk 3 oefenen.
* Ik heb de woordenlijst (woorden + uitdrukkingen en spreekwoorden) via SOM naar jullie gestuurd.
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Beste leerlingen
* Jullie gaan met een quiz het tweede deel van de woordenschat van hoofdstuk 3 oefenen.
* Ik heb de woordenlijst (woorden + uitdrukkingen en spreekwoorden) via SOM naar jullie gestuurd.
Slide 1 - Tekstslide
wat betekent : Bankroet zijn ?
A
failliet zijn
B
heel rijk zijn
C
Voor dat geld is hard gewerkt
D
Geld in een hopeloze zaak steken.
Slide 2 - Quizvraag
wat betekent : Alle waar is naar zijn geld ?
A
failliet zijn
B
Voor dat geld is hard gewerkt
C
Geld komt bij hem niet zomaar binnen; hij moet er hard voor werken
D
De prijs van een product zegt vaak iets over de kwaliteit.
Slide 3 - Quizvraag
wat betekent : Dat is zuur verdiend geld ?
A
Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde
B
Voor dat geld is hard gewerkt
C
failliet zijn
D
Geld in een hopeloze zaak steken.
Slide 4 - Quizvraag
wat betekent : Eieren voor je geld kiezen ?
A
failliet zijn
B
Geld komt bij hem niet zomaar binnen; hij moet er hard voor werken.
C
Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde
D
Geld in een hopeloze zaak steken
Slide 5 - Quizvraag
wat betekent : Het geld groeit hem niet op de rug ?
A
geen geld hebben om uit te geven
B
Geld komt bij hem niet zomaar binnen; hij moet er hard voor werken.
C
Er is meer in het leven dan rijkdom
D
failliet zijn
Slide 6 - Quizvraag
wat betekent : Geen cent te makken hebben ?
A
heel rijk zijn
B
De prijs van een product zegt vaak iets over de kwaliteit
C
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
D
geen geld hebben om uit te geven
Slide 7 - Quizvraag
wat betekent : Geen rooie cent hebben ?
A
blut zijn
B
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
C
Voor dat geld is hard gewerkt
D
Er is meer in het leven dan rijkdom
Slide 8 - Quizvraag
wat betekent : Geld (alleen) maakt niet gelukkig ?
A
Met geld kun je strafbare handelingen verdoezelen
B
Er is meer in het leven dan rijkdom
C
Alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan.
D
Geld in een hopeloze zaak steken
Slide 9 - Quizvraag
wat betekent : Goed geld naar kwaad geld gooien ?
A
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
B
Hij is erg rijk
C
Geld in een hopeloze zaak steken.
D
failliet zijn
Slide 10 - Quizvraag
wat betekent : Geld dat stom is, maakt recht wat krom is ?
A
Hij is erg rijk
B
Alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan.
C
Met geld kun je strafbare handelingen verdoezelen
D
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
Slide 11 - Quizvraag
wat betekent : Geld stinkt niet ?
A
Geld in een hopeloze zaak steken.
B
Alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan.
C
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
D
heel rijk zijn
Slide 12 - Quizvraag
wat betekent : Goed in de slappe was zitten ?
A
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
B
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
C
Voor dat geld is hard gewerkt
D
heel rijk zijn
Slide 13 - Quizvraag
wat betekent : Hij heeft het geld voor het oprapen ?
A
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
B
Hij is erg rijk.
C
failliet zijn
D
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
Slide 14 - Quizvraag
wat betekent : Hij laat zijn geld rollen ?
A
Voor dat geld is hard gewerkt
B
Geld in een hopeloze zaak steken.
C
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
D
failliet zijn
Slide 15 - Quizvraag
wat betekent : Hij bulkt van het geld ?
A
Hij geeft gemakkelijk geld uit.
B
Hij is erg rijk
C
Als je tijd verprutst, verspil je ook geld.
D
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
Slide 16 - Quizvraag
wat betekent : Hij zwemt in het geld ?
A
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
B
hij is erg rijk
C
failliet zijn
D
Voor dat geld is hard gewerkt
Slide 17 - Quizvraag
wat betekent : Hij smijt met geld ?
A
Hij geeft gemakkelijk geld uit
B
Geld in een hopeloze zaak steken.
C
Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde.
D
Als je tijd verprutst, verspil je ook geld.
Slide 18 - Quizvraag
wat betekent : Hij verdient geld als water ?
A
Voor dat geld is hard gewerkt
B
Als je tijd verprutst, verspil je ook geld.
C
Geld in een hopeloze zaak steken
D
Hij is erg rijk.
Slide 19 - Quizvraag
wat betekent : Tijd is geld ?
A
Als je tijd verprutst, verspil je ook geld.
B
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
C
Geld in een hopeloze zaak steken
D
Voor dat geld is hard gewerkt
Slide 20 - Quizvraag
wat betekent : Voor geld gaan alle deuren open ?
A
Geld in een hopeloze zaak steken.
B
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
C
Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde.
D
Voor dat geld is hard gewerkt
Slide 21 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
les 1 woordenschat h3
December 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H2C. 14.01.2020.H3.Woordenschat
Januari 2020
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica - vaste voorzetsels
December 2022
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H2 - Grammatica - Naamwoordelijk gezegde
December 2022
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
NN6 H2 §WS hfst 3 Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen
Januari 2021
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling woordenschat H3 en H4 - hv2
Maart 2023
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
*Woordenschat H3, havo 2
Februari 2023
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 10 - Woordenschat
Augustus 2022
- Les met
28 slides