Oefenen voor de toets

Oefenen voor de toets

Toets spelling en grammatica 
Donderdag 4 februari

Les 5, 6, 13, 14, 21, 22, 29, 30
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de toets

Toets spelling en grammatica 
Donderdag 4 februari

Les 5, 6, 13, 14, 21, 22, 29, 30

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord is fout geschreven? Let op hoofdletters!
'Op vrijdag hebben we het tweede uur duits.'

Slide 2 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in. Zij .... (vinden)

Slide 3 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in. Jij .... (dragen)

Slide 4 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in. Ik .... (landen)

Slide 5 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in. ... jij? (melden)

Slide 6 - Open vraag

Bedenk een zin met de persoonsvorm: gaat.

Slide 7 - Open vraag

Typ de volgende zin over met streepjes tussen de zinsdelen en benoem de persoonsvorm.
Morgen hebben wij een toets voor Nederlands.

Slide 8 - Open vraag

Woorden op -f krijgen in het meervoud altijd een -v.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van prijs?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het meervoud van stad?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het meervoud van camera?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het meervoud van ei?

Slide 13 - Open vraag

Benoem de bijvoeglijk naamwoorden in de volgende zin:
'De lieve hond nam een hapje uit de schattige teckel.'

Slide 14 - Open vraag

Benoem het lijdend voorwerp in de volgende zin: 'In het weekend heeft Peter drie wedstrijden gevoetbald.'

Slide 15 - Open vraag

Benoem het lijdend voorwerp in de volgende zin:
'Ik heb een pizza met salami en champignons gekozen.'

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het meewerkend voorwerp van de volgende zin op:
'De patiënt heeft zijn dossier aan de huisarts gegeven.'

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het meewerkend voorwerp van de volgende zin op:
'Op de markt heeft mijn moeder een ijsje voor mij gekocht.'

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het meewerkend voorwerp van de volgende zin op:
'Tijdens de basketbalwedstrijd gaf de tegenstander mij een enorme duw.'

Slide 19 - Open vraag

Vul het goede woord in. Kies uit dan en als.
'Mijn broer is langer ... ik.'

Slide 20 - Open vraag

Vul het goede woord in. Kies uit dan en als.
'Ik wil graag net zo lang worden ... mijn vader.'

Slide 21 - Open vraag

Huiswerk:
Leren voor de toets!
Les 5, 6, 13, 14, 21, 22, 29, 30

Slide 22 - Tekstslide