Domein A: Cellen, vier rijken

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Start-klaar
- Jassen uit
- Telefoons weg
- Boeken
- Laptop
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Start opdracht
Wat weet jij over: 
  • Levenskenmerken
  • Organismen 
  • Onderdelen van een cel

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen dit jaar?
Periode 1: PTA 1
Periode 2: PTA 2
Periode 3: PTA 3
Periode 3: PO

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
Aan het eind van de les kan jij:
- uitleggen wat levensverschijnselen zijn en hier voorbeelden bij noemen
- de 4 rijken van organismen benoemen 
- uitleggen hoe de 4 rijken verdeelt worden (kenmerken)
- kan je uitleggen waar een organisme uit bestaat: Organisme tot cel

Slide 5 - Tekstslide

JdW-klimwijzer

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn de levenskenmerken?

Slide 7 - Woordweb

Organen, Cellen en Voortplanting

Slide 8 - Tekstslide

Zet de volgende onderdelen op volgorde van klein naar groot:
Orgaan
Cel
Orgaanstelsel
Weefsel
Organisme

Slide 9 - Sleepvraag

Organen zijn delen van ons lichaam met één of meer functies.

Slide 10 - Tekstslide

Welk orgaan zorgt voor de scheiding tussen de borstholte en de buikholte?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Bij welk orgaanstelsel horen de hersenen?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het zenuwstelsel
D
het ademhalingsstelsel

Slide 13 - Quizvraag

MOLECUUL
ATOOM
ORGAAN
ORGANISME
ORGAANSYSTEEM
WEEFSEL
CEL

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel

Slide 15 - Sleepvraag

Dierlijke en plantaardige cellen:
Korrels in het cytoplasma van plantaardige cellen. 

Bladgroenkorrels zorgen voor fotosynthese.

Kleurstofkorrels geven bloemen en vruchten een kleur. 

Zetmeelkorrels zijn kleurloos en slaan zetmeel op.

Slide 16 - Tekstslide

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 17 - Quizvraag

Plantencel
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel

Slide 18 - Sleepvraag

4 rijken

Slide 19 - Tekstslide

4 rijken
Celkenmerken

Slide 20 - Tekstslide

Waarom wordt een zoogdier een zoogdier genoemd?

Slide 21 - Open vraag

Wat is een kenmerk van een weekdier?
A
Ze hebben botten
B
Ze hebben een schelp
C
Hun lichaam is verdeeld in verschillende delen

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekend het woord eigenschap?

Slide 23 - Open vraag

Waar kan je roofdieren aan herkennen?

Slide 24 - Open vraag

In welke 4 rijken zijn de organismen verdeeld?
A
Planten, dieren, insecten en vissen
B
Planten, schimmels, dieren en bacteriën
C
Planten, dieren, vissen en schimmels
D
Dieren, bacteriën, schimmels en vissen

Slide 25 - Quizvraag

Levenskenmerken

Slide 26 - Tekstslide

Dood, levend en levenloos
Levend = een organisme, heeft levenskenmerken.

Dood = een organisme wat geen levenskenmerken meer heeft.

Levenloos = iets wat nooit levenskenmerken heeft gehad.

Slide 27 - Tekstslide


Rechts zie je de 4 rijken staan. Sleep het juiste rijk naar de bijbehorende cel.
Dier

Plant
Schimmel
Bacterie

Slide 28 - Sleepvraag

De vier rijken

Slide 29 - Tekstslide

Vier rijken

Slide 30 - Tekstslide

stammen van het dierenrijk
Gewervelden
  • inwendig skelet
  • tweezijdig symmetrisch

Holtedieren
Sponzen
Wormen
Weekdieren
Geleedpotigen
Stekelhuidigen
Gewervelden

Slide 31 - Tekstslide

Gewervelde dieren en niet gewervelde dieren

Slide 32 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 33 - Woordweb


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 34 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Video