Krappe of ruime arbeidsmarkt?

KRAPPE OF RUIME ARBEIDSMARKT?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Introductie

Je leert in deze les welke soorten werkloosheid er bestaan. je leert hoe werkgelegenheid ontstaat, en wat het UWV doet. Ook leer je wie er tot de beroepsbevolking behoort.

Onderdelen in deze les

KRAPPE OF RUIME ARBEIDSMARKT?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert deze les wat een krappe en ruime arbeidsmarkt is, en wat de overheid kan doen om de werkgelegenheid te verbeteren.

Slide 2 - Tekstslide

Waardoor kun je werkloos worden?

Slide 3 - Woordweb

Wat zijn de gevolgen als je werkloos wordt?

Slide 4 - Woordweb

2

Slide 5 - Video

00:49
Wie zijn de vragers naar arbeid?
A
werknemers
B
werkgevers

Slide 6 - Quizvraag

01:04
In een vacature staat het aanbod van arbeid.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Als het aanbod groter is dan de vraag
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
>
ruime arbeidsmarkt

Slide 8 - Tekstslide

Als het aanbod kleiner is dan de vraag
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
<
krapte arbeidsmarkt >> lonen stijgen

Slide 9 - Tekstslide

Wat als lonen stijgen?


    Werknemers:
    • meer inkomen
    • meer besteden
    • goed voor de werkgelegenheid

    Werkgevers:

    • hogere kosten
    • prijzen producten stijgen
    • verkoop daalt
    • slecht voor de werkgelegenheid

    Slide 10 - Tekstslide

    Slide 11 - Video

    Gevolgen werkloosheid
    • Je verliest een deel van je inkomen.
    • Je mist contacten.
    • Onzekerheid / nutteloos gevoel.
    • Bij hoge werkloosheid sociale onrust in het land.
    • Minder inkomsten voor de overheid (minder belasting).
    • Meer kosten voor de overheid (uitkeringen).

    Slide 12 - Tekstslide

    Hoe ontstaat werkgelegenheid?
    Als bedrijven:
    • meer exporteren (verbeteren concurrentiepositie, meer personeel nodig);
    • investeringen doen (meer personeel nodig).
    Als consumenten:
    • meer besteden (leidt tot meer productie en dus is meer personeel nodig).
    Als de overheid:
    • de belasting verlaagt (zodat er meer bestedingen komen);
    • zelf meer gaat besteden.

    Slide 13 - Tekstslide

    Wat doet het UWV?
    • Registreerd werklozen.
    • Helpt zoeken naar een baan.
    • Beoordeelt of je recht hebt op een werkloosheidsuitkering.

    Slide 14 - Tekstslide

    Wat heb je geleerd?

    Slide 15 - Tekstslide

    Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
    A
    seizoenswerkloosheid
    B
    structurele werkloosheid
    C
    regionale werkloosheid
    D
    frictie werkloosheid

    Slide 16 - Quizvraag

    Van welk soort werkloosheid is sprake?
    "Tijdens perioden van crisis...."
    A
    regionale werkloosheid
    B
    structurele werkloosheid
    C
    seizoenswerkloosheid
    D
    conjuncturele werkloosheid

    Slide 17 - Quizvraag

    Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
    A
    frictiewerkloosheid
    B
    conjuncturele werkloosheid
    C
    seizoenswerkloosheid
    D
    structurele werkloosheid

    Slide 18 - Quizvraag

    Wanneer je een bepaalde periode in het jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
    A
    structurele werkloosheid
    B
    seizoenswerkloosheid
    C
    verborgen werkloosheid
    D
    conjuncturele werkloosheid

    Slide 19 - Quizvraag

    Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 20 - Quizvraag

    Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 21 - Quizvraag

    Bij een groeiende economie stijgt de werkloosheid.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 22 - Quizvraag

    Welke soorten werkloosheid zijn er? Probeer ze allemaal te noemen.

    Slide 23 - Open vraag

    extra uitleg

    Slide 24 - Tekstslide

    Slide 25 - Video

    Slide 26 - Video

    Slide 27 - Video

    Slide 28 - Video

    Slide 29 - Video

    Slide 30 - Video