VWO-paragraaf 4.3

Opdracht 27
a Ja, op deze manier brengt de producent het product onder de aandacht van consumenten.
b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: shirtreclame of wielerteams die de naam van de sponsor hebben overgenomen als teamnaam.


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opdracht 27
a Ja, op deze manier brengt de producent het product onder de aandacht van consumenten.
b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: shirtreclame of wielerteams die de naam van de sponsor hebben overgenomen als teamnaam.


Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 28
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: - jongeren hebben een eigen inkomen. Het inkomen is over het algemeen nog laag, maar de jongeren kunnen hier wel vrij over beschikken, omdat ze nog geen of maar weinig vaste lasten hebben.
- Jongeren zijn de consumenten van de toekomst. Als een jongere nu aan een merknaam gewend is, is de kans groot dat hij dit product later ook koopt.
- In veel gezinnen beslissen jongeren mee over grote aankopen, bijvoorbeeld vakantie of laptop.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 29
a Op deze manier weet je welk gedeelte van de markt hij bezit in verhouding tot de concurrenten.
b Als je een product goedkoper op de markt zet dan de concurrentie, is het marktaandeel als percentage van de afzet groter dan het marktaandeel als percentage van de omzet.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 30
a In beide jaren waren cijfers overig gelijk aan 0%. In beide jaren tellen de percentages op tot 100%. Rare vraag
b Omzet. De afzet van supermarkten is niet te meten. De supermarkten verkopen immers heel veel verschillende producten.
c C1000 is opgeheven en voor het grootste gedeelte verkocht aan Jumbo.
d Oligopolie. De markt wordt beheerst door enkele grote aanbieders.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 31
a 9% = 59,1 miljoen smartphones.
100% = 59,1/9x100 = 656,7 miljoen smartphones.
b 37% = 243,0 miljoen smartphones.
c Minder mensen zullen een Samsung-toestel kopen en overstappen naar een ander merk. Hierdoor neemt het marktaandeel van Samsung af.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 32
a Eigen mening, bijvoorbeeld: 
- Bij afbeelding 1 wordt het product in het bijzijn van de klant klaargemaakt, bij afbeelding 2 koopt de klant het in een verpakking.
- Bij afbeelding 1 is de service groter: de klant kan vragen stellen over het product, bij afbeelding 2 moet de klant informatie lezen op de verpakking.
b De ijssalon. Hier zal eeerder een ijsje gekocht worden als impulsaankoop, dus zal een ijssalon zich eerder in het centrum vestigen.
c Eigen antwoord, bijvoorbeeld: 
- Bij afbeelding 1 is het personeel deskundiger, omdat er een kleiner assortiment is. 
- Bij afbeelding 1 is het gedrag van het personeel anders, omdat zij steeds in direct contact met de klant staan.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 33
a Product, het gaat over de garantie die hoort bij het product.
b Prijs, het is een actie die de prijs lager maakt.
c Plaats, het gaat over de locatie waar je het product kunt kopen.
d Prijs, het is een actie die de prijs lager maakt.
e Personeel, het gaat over de opleiding van het personeel.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 34
a De winstmarge op huismerken is groter dan op A-merken. Daarnaast is de winkelketen niet afhankekijk van A-merken.
b Productbeleid. Het gaat in dit geval om het assortiment dat het bedrijf voert.
c Lidl wil op die manier voorkomen dat klanten naar andere supermarkten gaan en daar dan ook alle boodschappen doen.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 35
a Dat mensen worden beïnvloed door reclame die in feite niets te zeggen heeft.
b De genoemde reclames hebben wel invloed ondanks dat de boodschap inhoudelijk niets zegt.
c Eigen antwoord, voorbeelden zijn Tele2: niet omdat het moet, maar omdat het kan, Gamma: dat zeg ik, Gamma!

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 36
a Het gaat hier om commerciële beïnvloeding, omdat de producent de consument door middel van berichten, spelletjes en dergelijke hoopt te beïnvloeden.
b Als de vlogger hiervoor betaald wordt is er sprake van commerciële beïnvloeding, omdat degene die het product bespreekt dit doet met de bedoeling dat het meer verkocht wordt. Als de vlogger het product bespreekt omdat hij of zij het een goed product vindt, is er sprake van sociale beïnvloeding.
c Eigen antwoord, bijvoorbeeld: je laat je via sociale media positief (of juist negatief) uit over een bepaald product. Vrienden lezen dit en worden beïnvloed door jouw mening.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 37
a afroomprijspolitiek
b De fabrikant start met deze hoge prijs, omdat de ontwikkelkosten van het product erg hoog waren. Als deze terugverdient zij, daalt de prijs.
c Het nieuwe model zal duurder zijn, omdat de onwikkelkosten van het oude model al terugverdient zijn en van het nieuwe model nog niet.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 38
a 1: € 8,55
2: € 2,99
3: € 3,99
4: € 4,05
Hoe exclusiever het product, hoe hoger de prijs.
b € 2,99 en € 3,99 dit lijkt veel goedkoper dan € 3,- en 
€ 4,-

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 39
a Door kortingsacties die mensen tegenkomen op een website gaat mensen vaker kijken op een website. Wellicht attenderen ze ook andere mensen om op de website te gaan kijken.
b Door de korting verkoop je wellicht meer producten, maar daalt ook de opbrengst per product. Korting hoeft dus niet te leiden tot meer omzet.
c Als je door de korting niet extra verkoopt of als andere bedrijven ook korting geven. Als het marktaandeel wordt uitgedrukt in omzet en je omzet stijgt niet door de korting, dan zal je marktaandeel niet stijgen.
d Als je korting geeft, maar de kosten per product blijven gelijk, dan zal je winst per product (winstmarge) dalen.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 40
a Het gaat er om hoe je je klant bereikt; het gaat dus om promotiebeleid.
b 1 single channel
2 cross channel
3 omni channel

Opdracht 41
a Eigen antwoord, bijvoorbeeld: met onze 3D-pen is het mogelijk een 3D-tekening te maken. Het werkt als een lijmpistool. Door middel van gekleurde kunststof is het mogelijk een 3D-figuur te "tekenen".
b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: in plaats van € 15,85 kun je ook kiezen voor €  15,99 in beide gevallen zal de consument zeggen dat hij bijna €  16,- kost.
c Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Flyers verspreiden op scholen.

Slide 14 - Tekstslide