V3 - argumentatie (2)

Wat is het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten?
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten?

Slide 1 - Open vraag

Wat is het verschil tussen onderschikkende en nevenschikkende argumenten?

Slide 2 - Open vraag

Noteer een onderschikkend argument bij onderstaand hoofdargument
Het is goed dat het eerste lesuur pas om 10 uur begint (standpunt)
want half 9 is veel te vroeg voor jongeren (hoofdargument)

Slide 3 - Tekstslide

Noteer een onderschikkend argument bij 'half 9 is veel te vroeg voor jongeren'

Slide 4 - Open vraag

Zet de standpunten en argumenten op de juiste plek in het schema

Slide 5 - Tekstslide

We moeten meer bewegen
Standpunt
Onderschikkend argument
Argument
Bewegen is gezond
Door te bewegen verbetert je conditie
Genoeg beweging verkleint de kans op ziektes

Slide 6 - Sleepvraag

Mensen gaan dan eerder met het OV dan met de auto
Standpunt
Onderschikkend argument
Argument
Het OV stoot minder CO2 uit dan auto's
Het OV moet gratis worden
Gratis OV is goed voor het klimaat

Slide 7 - Sleepvraag

Tegenargumenten
Om iemands mening aan te vallen kun je op twee manieren te werk gaan:

Slide 8 - Tekstslide

Je valt zijn standpunt aan.
Deze tactiek heeft het meest zin bij feitelijke argumenten die waar zijn; die zijn namelijk niet te weerleggen, dus val je het standpunt aan.

 
Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
Ik heb juist wel zin in het examen (standpunt), want ik heb echt zin in een nieuwe opleiding (waarderend tegenargument)

Slide 9 - Tekstslide

Je valt zijn argumentatie aan.
Deze tactiek is vooral bruikbaar bij de waarderende argumenten en bij argumenten die niet zo feitelijk zijn als de spreker/schrijver presenteert.

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).
Dan wordt het voor jou belangrijk om te leren omgaan met die spanning (tegenargument), dan ga jij ook graag examen doen (standpunt).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Opdracht

Bekijk het filmpje op de volgende slide  en noteer welke argumenten voor kernenergie, argumenten tegen kernenergie en welke weerleggingen in het filmpje van Lubach worden  gebruikt.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video