H5 spelling 3Habc 18-6-2021

Spelling hoofdstuk 5
- Komma
- Dubbele punt
- Aanhalingstekens
- Puntkomma
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling hoofdstuk 5
- Komma
- Dubbele punt
- Aanhalingstekens
- Puntkomma

Slide 1 - Tekstslide

Komma
  • Gebruik je voor of na een aanspreking: 
    Jessica, kun je die som even op het bord schrijven?
  • Gebruik je bij opsommingen (maar niet voor en): 
    - Ik ga morgen naar Rotterdam, Den Haag en Leiden. 
  • Gebruik je tussen twee persoonsvormen:
    - Als onze hond naar de dierenarts moet, krijgt hij altijd eerst een snoepje.

Slide 2 - Tekstslide

Komma
  • Gebruik je voor en achter een bijstelling:
    - Ik wil graag op stedentrip naar Berlijn, de hoofdstad van Duitsland, omdat mij dat een mooie stad lijkt. 
  • Gebruik je tussen een hoofdzin en bijzin, als de delen te lang zijn:
    - Ik heb een onvoldoende gehaald voor de toets, omdat ik niet zo goed geleerd heb de afgelopen weken. 
Tip
Vóór voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kan meestal het best een komma worden geplaatst.


Slide 3 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Een citaat (directe rede):
    - De meester zei: 'Rekenen en taal zijn de belangrijkste vakken op de basisschool.'
  • Een gedachte: Ik dacht: wat is Nederlands toch moeilijk af en toe.
  • Een opsomming: Ik heb vanmiddag de volgende vakken: rekenen, taal, aardrijkskunde en muziek.
  • Een uitleg of toelichting:
    - Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.

Slide 4 - Tekstslide

Aanhalingsteken
  • Gebruik je bij citaten:
    - Jan zegt: 'Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam.'
  • Gebruik je als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: 
    Hoe schrijf je het woord 'onmiddellijk'?
  • Gebruik je als het woord of de woordgroep op een bepaalde manier gebruikt wordt (bijvoorbeeld spottend): 
    - Toen de klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren. 

Slide 5 - Tekstslide

Puntkomma
  • Gebruik je tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen:
    - Ik kom iets later; ik sta namelijk nog in de file.
  • Gebruik je na een woord of woordgroep in een opsomming die onder elkaar staat. De laatste krijgt een punt. Voorbeeld op volgende dia

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Verschil dubbele punt en puntkomma

Door de aankondigingsfunctie van de dubbele punt hoeft de tweede deelzin geen zelfstandige zin te zijn. Na een puntkomma moet in principe wel een volledige zin volgen, met een persoonsvorm.

Slide 8 - Tekstslide

Vragen?

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk





MAAK OPDRACHT 4, 5, 7 EN 8


Slide 10 - Tekstslide

opdracht 4
Slapend rijk worden
Niks doen en daar bakken geld mee verdienen: wie wil dat niet? De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA is op zoek naar proefpersonen die zeventig dagen lang in bed willen blijven liggen. Het bed is zestig graden gekanteld, zodat het hoofd lager ligt dan het lichaam. Een van de wetenschappers zegt over het onderzoek: "Als een mens zo lang in bed blijft liggen, lijken de symptomen en gevolgen op die van gewichtloosheid." Dat is precies waar NASA onderzoek naar wil doen. Zolang ze stil liggen, mogen de proefpersonen van alles gamen, internetten, lezen en bezoek ontvangen. Bewegen mogen ze alleen tijdens testjes van de wetenschappers. De luiaards krijgen als beloning ruim 13.000 euro. Natuurlijk zijn er ook nadelen: spieren kwijnen weg, aders worden zwakker en het kalk van de botten verzwakt ontzettend snel. Bloed stroomt omlaag en je hoofd ligt lager dan de rest van je lichaam, dus je hebt zeventig dagen lang een opgezwollen gezicht. Vanwege al deze gevolgen is NASA op zoek naar gezonde mensen met een goede conditie. Laatste nadeel: je moet een inwoner van de Verenigde Staten zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 5
1. De weerman zegt: "Morgen gaat het de hele dag stormen."
2. Mijn vader zei na het eten dat hij wel een kop koffie lustte.
3. Joyce zucht: "Ik heb echt geen zin in dat familiefeestje."
4. De buurvrouw vraagt aan Hanna: "Kun je vanmiddag even op mijn kinderen passen?"
5. Fedja riep geschrokken dat het al tien uur was.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
belegerd

Slide 13 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
belegerd

Slide 14 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
vermoedden

Slide 15 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
verwachte

Slide 16 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
red

Slide 17 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
verwoesten

Slide 18 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
verzekert

Slide 19 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
verplichtte

Slide 20 - Woordweb

Opdracht 7: maak een zin van minimaal zes woorden
antwoordt

Slide 21 - Woordweb

opdracht 8
1. was, pvvt / is, pvtt
2. gehuisvest, vd
3. opgerichte, bn
4. werd, pvvt / wordt, pvtt / 
5. gevormd, vd
6. werd, pvvt / wordt, pvtt 
7. gegokt, vd
8. gehandeld, vd
9. geboden, vd

10. confronteerde, pvvt / confronteert, pvtt  
11. leerden, pvvt / leren, pvtt
12. lezend, od
13. gamend, od
14. afwegen, inf
15. was, pvvt
16. genoodzaakt, vd
17. bezuinigende, od
18. halveerde, pvvt
19. stopzette, pvvt
20. zijn, pvtt
21. richten, inf

Slide 22 - Tekstslide

opdracht 8 vervolg

21. richten, inf
22. blijkt, pvtt
23. verleid, vd
24. belanden, pvtt
25. biedt aan, pvtt
26. wordt, pvtt
27. genoemd, vd
28. word, gw

Slide 23 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 24 - Tekstslide