Spelling V4. les 2

Spelling V4 deel 2
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling V4 deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Nu
Werkwoorden: herhaling
interpunctie
alle/beide
meervouden
verkleinwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Het formulier (worden) je zo spoedig mogelijk (toesturen).
A
word toegestuurd
B
wordt toegestuurt
C
wordt toegestuurd
D
word toegestuurt

Slide 3 - Quizvraag

De kok heeft een (verroesten) braadslede gebruikt voor het (braden) vlees.
A
verroestte gebraden
B
verroeste gebraden
C
verroestte gebrade
D
verroeste gebrade

Slide 4 - Quizvraag

Het heeft me (verbazen) dat het (verbreden) fietspad nog steeds zo smal is.
A
verbaast verbreedde
B
verbaasd verbreede
C
verbaasd verbreede
D
verbaasd verbrede

Slide 5 - Quizvraag

Het is bovendien (betegelen) in plaats van (asfalteren).
A
betegeld geasfalteerd
B
betegelt geasfalteerd
C
betegeld geasfalteert
D
betegelt geasfalteert

Slide 6 - Quizvraag

Waarom (rennen) het gros van de mensen (gillen) naar huis?
A
rennen gillend
B
rennen gillent
C
rent gillend
D
rent gillent

Slide 7 - Quizvraag

Interpunctie
Komma
Puntkomma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
Hoofdletters

Slide 8 - Tekstslide

Tekstje Porche

Slide 9 - Tekstslide

Waar mis je de interpunctie?

Slide 10 - Tekstslide

Komma = pauze
Bijzin: Ik rende hard, zodat ik op tijd kon komen
Aanspreking: Loop je even mee, Esther?
Tussen pv's: wie het snapt, mag zelfstandig werken
Opsomming: Hij is een leuke, interessante jongen



Slide 11 - Tekstslide

Dubbele punt
Bij directe rede (citaat)
De spreker zei: ‘Doen we dit morgen echt?’
Voor een opsomming  
Hij spreekt wel zes talen: Nederlands, Frans, Duits, Russisch, Italiaans en Grieks.
Voor een uitleg/toelichting  
Ik weet precies waarom we verloren hebben: het komt door de slechte training.

Slide 12 - Tekstslide

Puntkomma
Tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen
Onze klas wil in de regenachtige maand maart op kamp gaan; ik vind dat niet verstandig. 
Bij lange opsommingen

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Alles wat je uitspreekt staat binnen de aanhalingstekens (komma's, punten, vraagtekens, uitroeptekens)

"Kortom," besloot hij zijn verhaal , "we hadden een heerlijke vakantie."

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters
Begin van de zin
Namen (aardrijkskundig, merken, titels)
Mevrouw Van den Bosch-van Wijnen

Slide 15 - Tekstslide

Ik weet wel hoe het komt * jij speelt de bal nooit af.
A
,
B
;
C
:

Slide 16 - Quizvraag

In de avond lijkt het beter te gaan * ik heb geen idee hoe dat komt.
A
,
B
;
C
:

Slide 17 - Quizvraag

Terwijl ik de boel nog in de hand probeerde te houden * ging mijn vriend zelf op de vuist.
A
,
B
;
C
:

Slide 18 - Quizvraag

"Niet doen," schreeuwde hij op het einde nog.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

"Ik heb het geprobeerd," zei hij, "maar het is me niet gelukt."
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Kijk, daar heb je Mevrouw van de Water!
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Tegenwoordig heet ze mevrouw van de Water-de Vries.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Heette ze niet mevrouw Van de Water-van de Kaart?
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

alle/allen  beide/beiden etc.
Vraag 1: zijn het mensen of dieren/zaken?
Bij dieren of zaken: altijd een e

Slide 24 - Tekstslide

Mensen?
Bepalen of het bijvoeglijk of zelfstandig is gebruikt. 
Bijvoeglijk: 
Alle mensen gingen naar huis.
Ik heb de broers allebei in de klas en beide heb ik een goede beoordeling gegeven

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig?
Sommigen wilden geen antwoord geven. 

Slide 26 - Tekstslide

............ bleven de hele nacht blaffen.
A
sommige
B
sommigen

Slide 27 - Quizvraag

Ik heb broer en zus in één klas en ........... heb ik een goede beoordeling gegeven.
A
beide
B
beiden

Slide 28 - Quizvraag

Helaas werden niet alleen de zieke(n), maar ook de mooiste(n) omgehakt.
A
zieken - mooisten
B
zieke - mooisten
C
zieke - mooiste
D
zieken - mooiste

Slide 29 - Quizvraag

Enkele(n) onder ons zijn nooit tevreden, ondanks dat van de cijfers de meeste(n) in orde blijken.
A
enkele-meeste
B
enkelen-meesten
C
enkele-meesten
D
enkelen-meeste

Slide 30 - Quizvraag

Het zijn altijd dezelfde(n) die kritiek hebben op de gang van zaken.
A
dezelfde
B
dezelfden

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Meervoud van: bacterie
A
Bacterieën
B
Bacteriën
C
Bacterieeën

Slide 33 - Quizvraag

Meervoud van: bangerik
A
Bangerikken
B
Bangeriken

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tante?
A
tantes
B
tante's

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het meervoud van musicus?

Slide 36 - Open vraag

Wat is het meervoud van stadion?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van string?

Slide 39 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van karbonade?

Slide 40 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van gsm?

Slide 41 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van taxi?

Slide 42 - Open vraag


A

Slide 43 - Quizvraag


A

Slide 44 - Quizvraag