Opdracht 2: Samenstellingen, Aaneenschrijven, Interpunctie en Spellingtekens
1. Ik heb vandaag een leuke dag. / Heb ik vandaag een leuke dag? / Ik heb vandaag écht een leuke dag!
2. Ik zoek een enthousiaste, ervaren collega. / Ik heb bier, wijn en Bacardi gekocht. / Rosa, geef jij me de Bacardi eens aan? / Ach, drink eens door! / Ze was brak, nadat ze gisteren te veel gedronken had, brak. / Ze was brak, want ze had te veel gedronken.
3. Ze weet dat ze niet tegen alcohol kan; de drank is haar uitvlucht.
4. Mevrouw Derksen zei: 'H4d, drink eens niet zoveel alcohol!' / Het aantal leerlingen dat alcohol drinkt in H4d, is sterk toegenomen: 20 van de 24 leerlingen drinkt.
5. Hij wilde 'stoer' doen, door alcohol te drinken.
6. Onze docent(e) drinkt nooit alcohol. / Onze docent Nederlands - in afwachting van haar herkansing - zal een fles wijn opentrekken.