1.3 Weet wat je nodig hebt

1.3 Weet wat je nodig hebt
16-09-2024
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.3 Weet wat je nodig hebt
16-09-2024

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Leerdoelen vorige les
  2. Huiswerk
  3. Leerdoelen deze les
  4. Uitleg
  5. Aan de slag
  6. Vooruitblik 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen vorige les
  • over ruil en het ontstaan van geld.
  • welke soorten geld er zijn.
  • hoe je met verschillende soorten geld kunt betalen.
  • hoe je kunt berekenen hoeveel geld er op je bankrekening staat.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk 1.2

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:

- Weet je wat voor behoeften je kunt hebben
- Waardoor mensen verschillende behoeften hebben
- Wat het verschil is tussen goederen en diensten
- Hoe je in behoeften kunt voorzien
- Hoe je met procenten een getal kunt berekenen

Slide 5 - Tekstslide

Behoefte
Iedereen wilt wel iets graag hebben of iets doen. 
= Ps5, Eigen woning, Tandarts of Roadtrip door USA

Basisbehoeften = Noodzakelijke behoeften om te kunnen overleven. 
Overige behoeften = Wat je leven leuker of gemakkelijk kan maken

Slide 6 - Tekstslide

Behoeften verschillen
Hoeveel-             Leeftijd                        Gender              Waar je woont
heid

Slide 7 - Tekstslide

Tastbaar of niet?
Om als consument je behoeften te kunnen voorzien, moet je goederen of diensten kopen.

Goederen (tastbaar)                                    Diensten (niet tastbaar)

Slide 8 - Tekstslide

Goederen (2)
verbruiksgoed=
Korte tijd verbruik
 je een goed

Gebruiksgoed= Langere tijd mee en gebruik je vaker

Slide 9 - Tekstslide

Zelfvoorziening
Door zelf iets te doen/ te maken, vervul je je behoefte zonder iets te kopen.


Slide 10 - Tekstslide

Rekenen
Economie veel werken met procentsommen. 

Vandaag: Met procenten een getal berekenen

Som= Totaal : 100 X gewenste aantal percentage 

Slide 11 - Tekstslide

Rekenen
Met procenten een getal berekenen. 
Zoals: bereken 15% van 300 euro.
Hoe bereken je het uit?! 

Stap 1: Bereken eerst 1% van 300 euro ( 300:100= 3 euro)
Stap 2: Vermenigvuldig het gevraagde percentage 
3 euro X 15 ( gewoon in getallen) = 45 euro

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld uitgewerkt
%
100
1
15
300
3
45
: 100                          X15
Oftewel= 300 : 100 X 15 = 45,- 

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
1: Aan de slag met opdrachten van 1.3 

Zelfstandig
Klaar? Herhalingsopdrachten van 1.3


timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide